Vanaf maandag 6 april 2020 kunnen werkgevers – zoals wellicht bekend – aanvragen indienen voor een subsidie in de loonkosten van de maanden maart, april en mei 2020 op grond van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW). De NOW maakt onderdeel uit van het op 17 maart 2020 bekendgemaakte “noodpakket banen en economie”.
De uitwerking van de regeling is niet gemakkelijk te doorgronden, omdat die gebruikmaakt van een aantal rekenformules én omdat enige kennis noodzakelijk is van de heffing van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. Het “O jee” in de titel van deze column slaat echter niet alleen op vorenstaande, maar ook op de gevolgen die werkgevers in de praktijk wel eens zouden kunnen gaan ondervinden als ná de verstrekking van het voorschot, de afrekening moet plaatsvinden bij de vaststelling van de subsidie. Deze afrekening zou namelijk zomaar eens kunnen leiden tot een terugbetalingsverplichting in plaats van een nabetaling.
De NOW in hoofdlijnen
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het omzetverlies dat de werkgever als gevolg van de coronacrisis ondervindt. De subsidie kan oplopen tot 90% van de loonkosten bij volledig omzetverlies. Om aanspraak te kunnen maken op de regeling, dient het omzetverlies tenminste 20% bedragen.
Werkgevers krijgen binnen twee tot vier weken na de aanvraag een voorschot van 80% van de tegemoetkoming dat gebaseerd is op het verwachte omzetverlies en op de loonkosten van de maand januari 2020. De uiteindelijke subsidie is echter afhankelijk van het daadwerkelijk geleden omzetverlies én van de loonkosten van de maanden maart, april en mei 2020. Bij de vaststelling van de definitieve subsidie moet de werkgever het omzetverlies aantonen met behulp van een accountantsverklaring.
Verplichtingen werkgever
Als tegenprestatie voor de tegemoetkoming in de loonkosten, moeten werkgevers proberen de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en bovendien leidt een aanvraag bij het UWV voor toestemming tot ontslag op bedrijfseconomische gronden, gedaan in de periode van 18 maart tot en met 31 mei 2020, tot een extra korting op de subsidie (in feite dus een soort boete).
Procedure
De NOW-procedure bestaat uit enerzijds de verlening van de subsidie (die leidt tot betaling van een voorschot), en anderzijds de vaststelling van de subsidie achteraf (waarbij het betaalde voorschot wordt verrekend aan de hand van de definitief vastgestelde subsidie).
De NOW-subsidie kan door de werkgever worden aangevraagd door middel van een formulier dat door het UWV ter beschikking wordt gesteld en aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 6 april tot en met 31 mei 2020.
Per loonheffingsnummer kan slechts één aanvraag worden ingediend en bij de aanvraag dient in elk geval een aantal vooraf vastgestelde gegevens te worden verstrekt (zie website UWV).
Het UWV beslist vervolgens binnen 13 weken op de aanvraag voor de verlening van de NOW-subsidie. Vervolgens wordt bij de beslissing tot subsidieverlening een voorschot verstrekt, waarna door de werkgever binnen 24 weken na de periode waarover de omzetdaling wordt berekend, bij het UWV een aanvraag moet indienen voor de definitieve vaststelling van de subsidie. Ook die aanvraag dient weer te geschieden met behulp van een door het UWV vast te stellen (elektronisch) formulier.
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet de werkgever wederom een aantal van tevoren vastgestelde gegevens en stukken meesturen.
Verlening van de subsidie
Zoals aangegeven wordt bij de verlening van de subsidie een voorschot uitbetaald van 80% van de subsidie, waarbij de subsidie op dat moment wordt bepaald op grond van de volgende formule:
A (verwachte omzetdaling) X B (loonsom) X 3 (maanden) X 1,3 (forfaitaire opslag) X 0,9 (90% subsidie).
De werkgever ontvangt dus een voorschot van 80% van een subsidie die bestaat uit 90% van de loonsom over drie maanden, verhoogd met een forfaitaire opslag van 30%, op welke subsidie de werkgever volledig recht heeft bij een verwachte omzetdaling van 100% en waarbij de subsidie naar evenredigheid wordt verminderd als de verwachte omzetdaling lager is dan 100%.
De forfaitaire opslag van 30% is een opslag voor werkgeverslasten, zoals premie werknemersverzekeringen, werkgeversbijdragen in de pensioenpremie en ook de vakantietoeslag.
Omzetdaling
Voor het bepalen van de factor “omzetdaling” is van belang wat als omzet moet worden beschouwd. In het algemeen worden alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie als omzet beschouwd, ook als die normaliter met een andere term worden aangeduid. Bij non-profit organisaties kunnen ook uitkeringen, subsidies, renteopbrengsten, bijdragen van uit een overheidsinstelling of andere opbrengsten als omzet worden beschouwd.
Voor rechtspersonen geldt dat uitgegaan wordt van omzet in de zin van het jaarrekeningenrecht, zoals gehanteerd bij de laatste jaarrekening die vóór 1 maart 2020 is vastgesteld. Daarbij moet gecorrigeerd worden voor wijzigingen in onderhanden projecten. Onderhanden projecten zijn projecten die zijn overeengekomen met een derde, voor de constructie van een actief of combinatie van activa, waarbij de uitvoering zich gewoonlijk uitstrekt over meer dan één verslagperiode.
Voor natuurlijke personen wordt uitgegaan van de omzet die ten grondslag heeft gelegen aan de laatste door de Belastingdienst vastgestelde aangifte Inkomstenbelasting.
Zoals hiervoor reeds aangegeven, moet de omzetdaling tenminste 20% zijn, om voor de subsidie in aanmerking te komen.
De omzetdaling moet worden berekend over een aaneengesloten periode van drie maanden, die naar keuze van de werkgever kan starten op 1 maart, 1 april of 1 mei 2020.
Deze keuze wordt werkgevers gegeven omdat de omzetdaling zich in sommige bedrijven later kan voordoen dan in andere bedrijven (het zogenaamde na-ijl effect). Let op: de keuze van de werkgever over welke maanden de omzetdaling wordt berekend, laat onverlet dat het blijft gaan om een subsidie van de loonkosten over de maanden maart, april en mei 2020.
Vaststelling subsidie
Bij de vaststelling van de subsidie (als het ware de “afrekening” van het voorschot) wordt in beginsel uitgegaan van dezelfde formule als bij de subsidieverlening (het voorschot), zij het dat:
wordt uitgegaan van de daadwerkelijke omzetdaling;
op de loonsom over januari 2020 zoals die bij de subsidieverlening (het voorschot) in aanmerking is genomen, een aantal correcties wordt aangebracht.
De formule voor de berekening van de vaststelling van de subsidie bedraagt dan:
A (omzetdaling) X B (gecorrigeerde loonsom) X 3 (maanden) X 1,3 (forfaitaire opslag) X 0,9 (90% subsidie).
Terugbetalingsverplichting
De kans bestaat dat de vaststelling van de subsidie in een relatief groot aantal gevallen niet leidt tot een nabetaling, maar tot een terugbetalingsverplichting. De subsidie kan bij de vaststelling van subsidie uiteindelijk lager worden als gevolg van (een combinatie van) factoren, bijvoorbeeld een daadwerkelijke omzetdaling die lager is dan de verwachte omzetdaling, een daling van de loonsom over de maand maart tot en met mei 2020, of het doen van een ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden (en het niet tijdig intrekken hiervan).
Werkgevers dienen zich hiervan terdege bewust te zijn om te voorkomen dat zij door de verlening van de NOW subsidie aanvankelijk dan weliswaar in financiële zin op de been worden gehouden, maar uiteindelijk door de terugbetalingsverplichting die ontstaat bij de vaststelling van de subsidie, alsnog in de problemen komen.
Dilemma
De (gevolgen van de) NOW subsidie beschouwend, is de conclusie dat werkgevers er verstandig aan doen, om een goede afweging te maken, in het kader van de beslissing om wél of niet een NOW subsidie aan te vragen.
De advocaten van SPEE advocaten & mediation, zijn werkgevers hierbij uiteraard graag behulpzaam. Vragen over (de juridische implicaties van) NOW, of andere vragen op het gebied van arbeid en sociale zekerheid, in tijden van corona, kunt u uiteraard altijd aan ons stellen, ook via e-mail, telefoon of Skype.