Rechtbank Rotterdam volgt lijn Hoge Raad in recente Uber uitspraak
In een recente uitspraak heeft de Rechtbank Rotterdam geoordeeld over de arbeidsrelatie van een bedrijfsleider bij een pannenkoekenrestaurant. De vraag die centraal stond: was de bedrijfsleider werkzaam in loondienst, of handelde hij als zelfstandige? Deze uitspraak is bijzonder interessant, omdat het de eerste rechterlijke beslissing is na het baanbrekende Uber-arrest van de Hoge Raad in februari van dit jaar, waar we eerder over schreven.
Waar gaat het om in deze zaak?
De bedrijfsleider wilde na beëindiging van zijn samenwerking een transitievergoeding ontvangen, een vergoeding waar alleen werknemers recht op hebben, niet zelfstandigen. De rechtbank moest dus bepalen of er in deze zaak sprake was van een arbeidsovereenkomst, of van een overeenkomst van opdracht.
Om tot een oordeel te komen, doorliep de rechter het inmiddels bekende ‘rijtje’ van criteria dat de Hoge Raad hanteerde in het Uber-arrest. Belangrijk hierbij is dat de Hoge Raad oordeelde dat geen enkel criterium zwaarder weegt dan de andere: alle omstandigheden samen bepalen de aard van de (arbeids)relatie.
De afweging van de Rechtbank Rotterdam
De Rechtbank in Rotterdam heeft conform de Uber criteria de volgende factoren meegenomen in zijn beoordeling:
Gezag en instructies: restaurant bepaalde grotendeels wanneer en hoe er moest worden gewerkt. Dit wijst op een arbeidsovereenkomst.
Kleding en werkzaamheden: de bedrijfsleider droeg bedrijfskleding (niet zelf aangeschaft) en verrichtte dezelfde werkzaamheden als andere medewerkers. Ook dit wijst op een arbeidsovereenkomst.
Verlof en functioneringsgesprekken: de bedrijfsleider had geen recht op verlof en er vonden geen functioneringsgesprekken plaats. Dat wijst op zelfstandigheid.
Persoonlijke arbeid: er was geen expliciete verplichting voor de bedrijfsleider om het werk persoonlijk uit te voeren. Dit duidt op een arbeidsovereenkomst.
Contractvorm en intentie: de bedrijfsleider koos destijds bewust voor een overeenkomst van opdracht en er was ook daadwerkelijk een modelovereenkomst van opdracht getekend. Dit wijst op zelfstandigheid.
Beloning en fiscale afhandeling: de bedrijfsleider factureerde € 30 per uur (exclusief btw), ontving geen loonstroken en er werd geen loonbelasting ingehouden. De beloning lag hoger dan die van reguliere werknemers, hetgeen duidt op zelfstandigheid.
Ondernemerskenmerken: de bedrijfsleider had een eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekering, een geregistreerde eenmanszaak, en werkte ook voor andere opdrachtgevers. Dit zijn sterke aanwijzingen voor zelfstandigheid.
Het oordeel van de Rechtbank Rotterdam
De rechtbank concludeerde uiteindelijk dat er, gezien alle feiten en omstandigheden, geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. De relatie tussen het restaurant en de bedrijfsleider leek meer op die van opdrachtgever en opdrachtnemer dan op die van werkgever en werknemer, aldus de Rechtbank. De vordering tot toekenning van een transitievergoeding werd daarom afgewezen.
Sluit deze uitspraak aan bij het Uber-arrest?
het antwoord is ja. De rechter hanteerde géén vaste rangorde tussen de criteria — precies zoals de Hoge Raad in februari heeft voorgeschreven. ‘Ondernemerschap’ werd niet als minder belangrijk gezien dan andere aspecten zoals gezag of de verplichting tot persoonlijke arbeid.
De volledige uitspraak leest u hier.
Conclusie
De uitspraak bevestigt dat iemand als zelfstandige kan worden aangemerkt, zelfs als er ook kenmerken zijn die op een dienstverband wijzen — zolang het totaalbeeld van de feiten en omstandigheden maar overhelt naar zelfstandig ondernemerschap.
Bij SPEE advocaten & mediation blijven we de ontwikkelingen in het arbeidsrecht nauwgezet volgen en wij houden u daarvan natuurlijk ook graag op de hoogte. Heeft u vragen over uw eigen (arbeids)relatie of die van uw werknemers en/of opdrachtnemer? Neem gerust contact met ons op voor juridisch advies op maat.