Het annuleren van een aankoop klinkt simpel, maar voor consumenten kan het een dure aangelegenheid zijn. Veel bedrijven hanteren een annuleringsbeding waarbij je 30% van de koopprijs moet betalen. Maar is dat wel redelijk? Een recente uitspraak van de kantonrechter in Tilburg werpt nieuw licht op de juridische houdbaarheid van dit soort bedingen. Dat is met name relevant voor de woonbranche, waar annuleringsvergoedingen vaak worden toegepast. Hoe heeft de rechtspraak zich de afgelopen jaren ontwikkeld en wat betekent dat voor de toekomst?
Het annuleringsbeding volgens de CBW-voorwaarden
In de voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW), die door veel woonwinkels worden gebruikt, is een annuleringsbeding opgenomen. Dit beding geldt bij annulering van koopovereenkomsten voor meubels, keukens en andere woninginrichting. Artikel 12 van de CBW-voorwaarden bepaalt dat een koper die de overeenkomst annuleert, een schadevergoeding van 30% van de koopprijs moet betalen. Dit percentage is gebaseerd op de brutowinstmarge van de verkoper – bestaande uit vaste en variabele kosten – verminderd met niet-gemaakte variabele kosten.
Steeds vaker wordt aan de rechter de vraag gesteld of deze vaste vergoeding wel redelijk is of dat deze “onredelijk bezwarend” is, zoals bedoeld in artikel 6:237 sub i BW.
Van algemene onderbouwing naar specifieke schadeberekening
Tot ongeveer 2021 was de rechtspraak over het annuleringsbeding relatief gunstig voor woonwinkels. Als een winkel kon aantonen dat de annuleringsvergoeding in redelijke verhouding stond tot de geleden schade, slaagde het beroep op het beding vaak. Dit werd meestal ondersteund met algemene cijfers uit de branche, bijvoorbeeld het percentage vaste kosten dat moest worden gedekt. Met andere woorden: als een verkoper kon onderbouwen dat in zijn branche de brutowinstmarge doorgaans meer dan 30% van de verkoopprijs bedroeg, was dat voldoende bewijs.
Vanaf 2021 gingen rechters steeds strenger kijken naar de praktijk van het annuleringsbeding. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk in uitspraken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. In deze zaken werd geoordeeld dat een verkoper niet langer kon volstaan met algemene branchecijfers, maar concreet moest aantonen wat de werkelijke schade was in de specifieke situatie.
De uitspraak van de kantonrechter Tilburg
De kantonrechter in Tilburg heeft met de uitspraak van 12 juni 2024 de eerdere rechtspraak verder verduidelijkt. In deze zaak had een koper een meubelbestelling geannuleerd, waarna de verkoper zich beriep op het annuleringsbeding uit de CBW-voorwaarden. De koper stelde echter dat de vergoeding van 30% van de koopprijs onredelijk was, omdat dit bedrag niet in verhouding stond tot de daadwerkelijk geleden schade door de verkoper.
De kantonrechter oordeelde dat de verkoper niet kon volstaan met algemene cijfers uit de branche, maar specifiek moest onderbouwen welke schade hij in dit geval had geleden. Dit hield in dat de verkoper moest aantonen wat de vaste en variabele kosten waren op het moment van de aankoop en annulering, toegespitst op het specifieke filiaal en de periode waarin de koop plaatsvond.
In het uiteindelijke vonnis oordeelde de kantonrechter dat de verkoper voldoende had aangetoond waaruit de schade in deze specifieke situatie bestond en concludeerde dat het annuleringsbeding in dit geval niet als onredelijk bezwarend kon worden beschouwd.
Wat betekent deze uitspraak voor ondernemers en consumenten?
Voor ondernemers die gebruikmaken van de CBW-voorwaarden is dit een belangrijke uitspraak. Ondernemers kunnen niet langer kunnen volstaan met algemene cijfers of rapporten vanuit de branche om het annuleringsbeding te rechtvaardigen. Ze zullen in elke individuele zaak concreet moeten onderbouwen waarom de vergoeding van (bijvoorbeeld) 30% redelijk is, gezien de specifieke omstandigheden van de annulering. Dit vereist vaak extra administratieve inspanningen en mogelijk zelfs het inschakelen van een accountant.
Consumenten worden door deze uitspraak beter beschermd tegen mogelijk onredelijke annuleringsvergoedingen. Waar voorheen de 30% vergoeding bijna als een vaststaand gegeven werd beschouwd, biedt de veranderde rechtspraak hen nu meer ruimte om een annuleringsbeding aan te vechten. Als een winkelier niet kan aantonen dat de werkelijke schade gelijk is aan of groter is dan de 30%, kan de rechter oordelen dat de vergoeding onredelijk bezwarend is en deze matigen.
Deze ontwikkeling vraagt van ondernemers meer zorgvuldigheid en administratieve onderbouwing. Heeft u vragen over de gevolgen van deze ontwikkelingen voor uw situatie of wilt u meer weten over het annuleringsbeding in uw overeenkomst? Neem dan gerust contact op met de advocaten van SPEE advocaten & mediation.