Zoek
Sluit dit zoekvak.
13 sep 2024 Oplopende rekening-courantschulden en onzakelijke beleggingen: bestuurder persoonlijk aansprakelijk

In een recente uitspraak werd een bestuurder van een gefailleerde holding en tussenholding door de curator aansprakelijk gehouden voor de boedeltekorten. De bestuurder in kwestie bouwde gedurende vier jaar een aanzienlijke rekening-courantschuld op bij de holding en gebruikte dit geld voor risicovolle beleggingen. Ondanks de slechte financiële prestaties van de werkmaatschappijen en waarschuwingen van de accountant, besloot de bestuurder in 2015 nog eens €750.000 aan zichzelf uit te keren als dividend.

De zaak in het kort

De aandelen van Repo-Vastgoed BV werden gehouden door Holding BV. Holding BV is een houdstervennootschap, de hoogste vennootschap binnen een groep van ondernemingen. In een holding worden doorgaans de winst, het pensioen en andere belangrijke activa veiliggesteld. Mocht een werkmaatschappij in financiële problemen komen en failliet gaan, dan blijven de waardevolle bezittingen in de holding beschermd en vallen deze buiten het faillissement van de werkmaatschappij.

De gedaagde in deze rechtszaak was zowel 100% aandeelhouder als bestuurder van Holding BV. Repo Vastgoed BV bezat op haar beurt weer aandelen in drie werkmaatschappijen binnen de staalsector.

De bestuurder had vier jaar lang een aanzienlijke rekening-courantschuld aan Holding BV van ongeveer €1 miljoen. In 2015 nam de schuld met €500.000 toe, doordat de bestuurder dit bedrag opnam voor de aankoop van risicovolle effecten. Over terugbetaling, rente of zekerheden werden geen afspraken gemaakt. Dit veranderde pas in 2015 toen de Belastingdienst de bestuurder hiertoe dwong.

In 2015 deed Holding BV ook een dividenduitkering van € 750.000 aan de bestuurder. In de voorgaande jaren (2011-2013) leed Holding BV echter verliezen en hoewel in 2014 en 2015 kleine winsten werden geboekt, was er onzekerheid over de continuïteit. Deze onzekerheid werd door de accountant in 2015 expliciet benoemd. Uiteindelijk trok ABN AMRO in mei 2017 haar kredietfaciliteiten in vanwege privé-speculaties van de bestuurder met gelden van de werkmaatschappijen. Dit leidde in oktober 2017 tot het faillissement van zowel de werkmaatschappijen als Repo Vastgoed, met Holding BV als laatste in januari 2018.

Oordeel van de rechtbank

De curator stelde de bestuurder aansprakelijk voor het boedeltekort en vorderde de nietigheid van het dividendbesluit. Hierbij baseerde de curator zich onder meer op artikel 2:248 lid 2 BW, waarin wordt gesteld dat onbehoorlijk bestuur wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn wanneer niet aan de publicatieplicht is voldaan. Dit was in 2016 het geval.

De rechtbank stelde vast dat het al geruime tijd vóór 2015 niet goed ging met Holding BV en haar werkmaatschappijen en de bestuurder zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijk bestuur. De rekening-courantschuld bleef onverminderd bestaan, ondanks de slechte financiële situatie van de Holding en haar werkmaatschappijen.

Bovendien was de financiering van de privébeleggingen van de bestuurder onder onzakelijke voorwaarden tot stand gekomen. Ook het in 2015 uitkeren van dividend was niet gerechtvaardigd gezien de financiële resultaten van de vennootschap. Het vertrouwen van ABN AMRO werd door deze handelingen ondermijnd, wat uiteindelijk leidde tot het faillissement van de Holding. Zonder de kredietfaciliteiten van ABN AMRO waren de vennootschappen namelijk niet levensvatbaar.

Dit alles bracht de rechtbank tot de conclusie dat geen redelijk denkend bestuurder onder deze omstandigheden dusdanig zou hebben gehandeld, waarmee kennelijk onbehoorlijk bestuur vast kwam te staan.

Nietigheid van het dividendbesluit

De rechtbank oordeelde ook over de nietigheid van het dividendbesluit. In de statuten van de Holding stond dat besluitvorming buiten de algemene vergadering mogelijk was, mits alle aandeelhouders hiermee schriftelijk instemden. Dit was echter niet gebeurd, waardoor in strijd met de statuten was gehandeld. Volgens artikel 3:39 BW leidt een dergelijke schending tot nietigheid, zelfs als er maar één aandeelhouder is, om de rechtszekerheid en de belangen van crediteuren te beschermen. De rechtbank oordeelde daarom dat het dividendbesluit nietig was dat de bestuurder het ontvangen bedrag van € 750.000 moest terugbetalen.

De volledige uitspraak kunt u hier teruglezen.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept het belang van behoorlijk bestuur binnen vennootschappen en de persoonlijke verantwoordelijkheid van bestuurders bij het nemen van financiële beslissingen. De rechtbank maakt duidelijk dat bestuurders zich niet alleen aan de statutaire regels moeten houden, maar ook dat zij in het belang van de onderneming en haar crediteuren moeten handelen. Het onbehoorlijk bestuur, zoals het aangaan van aanzienlijke schulden en het uitkeren van dividend in financieel onzekere tijden, kan verstrekkende gevolgen hebben. Persoonlijke aansprakelijkheid is daarbij zeker niet uitgesloten.

Vragen over bestuurdersaansprakelijkheid of andere ondernemingsrechtelijke kwesties? De advocaten en juristen van SPEE advocaten & mediation staan voor u klaar om deze te beantwoorden.

SPEE advocaten & mediation Maastricht