1 dec 2021 Ontslag stichtingsbestuurder op h-grond

Deze week behandelen we een uitspraak over het ontslag van een schoolbestuurder, werkzaam voor een stichting. Hierbij werd de h-grond oftewel de ‘restgrond’ gehanteerd. Houdt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in hoger beroep ook stand?

Feiten

De stichting beheert een kleinschalige VMBO-T school. De onderwijsinspectie heeft bij herhaling tekortkomingen bij de school geconstateerd. Bestuurder X is statutair directeur / bestuurder geweest. Het bestuur werd gevormd door X als uitvoerend bestuurder en een Raad van Beheer bestaande uit vijf personen. Eind oktober 2020 heeft de onderwijsinspectie een concept rapportage opgesteld, waarin een ‘onderzoek bestuurlijk handelen’ (OBH) werd aangekondigd als verbeteringen zouden uitblijven. De Raad van Beheer heeft vervolgens besloten dat X niet de juiste man op de juiste plek was om de (derde) herstelopdracht van de onderwijsinspectie uit te voeren. Daarom heeft de Raad van Beheer een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter ingediend. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2021 ontbonden op de zogenaamde ‘h-grond’ oftewel de ‘restgrond’, onder toekenning van een transitievergoeding. De door de werknemer verzochte billijke vergoeding werd afgewezen.

Hoger beroep

Aangezien de bestuurder het niet eens was met het ontslag, heeft hij hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de kantonrechter. Hij vordert bovendien een billijke vergoeding van € 265.000 bruto. In dat hoger beroep staat de vraag centraal: is de arbeidsovereenkomst inderdaad terecht ontbonden?

Volgens het gerechtshof is er geen sprake geweest van een zogenaamde ‘lege huls’ die ontstaat als een rechtspersoon besluit om haar bestuurder te ontslaan. X was weliswaar bestuurder, maar de arbeidsovereenkomst kon nog wél worden hersteld (hetgeen onder het huidige recht per 1 juli 2021 niet meer mogelijk bij stichtingsbestuurders). Daarom komt het hof wel toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Daar schiet de bestuurder echter ook niets mee op, aangezien het hof oordeelt dat er wel sprake is van een voldragen h-grond. Immers, de kern is dat de Raad van Bestuur tot de conclusie is gekomen dat X op het betreffende moment niet de juiste man op de juiste plaats was. Het hof is van oordeel dat de Raad van Bestuur daarvoor een heel goede reden had. Verder oordeelt het hof dat het in dit geval niet zomaar gaat om een ‘kale’ stelling dat er sprake was van een gebrek aan vertrouwen in een bestuurder. Er was een heel concrete aanleiding. Die reden is eenvoudigweg dat het aanzienlijke risico bestond dat de inspectie het OBH in werking zou gaan stellen. De Raad van Bestuur mocht het belang van de school laten prevaleren boven het belang van bestuurder X. Dit is de belangrijkste reden, die valide is gebleken. De andere in de ontslagbrief genoemde redenen hoeven daarom niet meer besproken te worden. Dat de stichting subsidiair heeft verzocht om ontbinding op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) hoeft dan ook niet besproken te worden. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst namelijk terecht ontbonden op de h-grond, aldus het hof.

U kunt de uitspraak van het hof hier teruglezen.

Tot slot

Let op: deze zaak speelde nog vóór inwerkingtreding van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Onder het huidige recht, per 1 juli 2021, is de ontslagbescherming van een stichtingsbestuurder namelijk ingeperkt: het vennootschapsrechtelijk ontslag heeft ook het einde van de arbeidsrelatie tot gevolg. De arbeidsovereenkomst kan niet meer worden hersteld. Hiermee heeft de stichtingsbestuurder een rechtspositie gekregen die aansluit bij die van bestuurders van andere rechtspersonen (zoals BVs). Houd u hier dus rekening mee als u stichtingsbestuurder bent. Het arbeids- en ondernemingsrechtteam van SPEE advocaten & mediation staat u graag bij in vergelijkbare gevallen.

SPEE advocaten & mediation Maastricht