Het te snel aansturen van een werkgever op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer, kan ernstig verwijtbaar handelen van werkgever opleveren én leiden tot de verplichting om aan werknemer een billijke vergoeding van € 100.000 bruto te betalen.
Het betrof een een werknemer die op 1 december 2016 in dienst is getreden als managing director van CTT Rotterdam B.V.; een relatief kort dienstverband dus. Begin oktober 2018 is er e-mailverkeer geweest tussen werknemer en de operationeel directeur van CTT. Werknemer kaartte hierin de werkdruk van hemzelf en zijn collega’s aan. Een aantal gesprekken tussen werknemer en directie volgden. In het gesprek op 8 november 2018, heeft werkgever een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Dat was voor werknemer niet akkoord.
Op 9 november 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld, maar die ziekmelding accepteerde CTT niet. De bedrijfsarts oordeelde op 23 november 2018 dat werknemer volledig arbeidsongeschikt was. Werknemer blijft enige maanden ziek en na het spreekuurconsult van 11 februari 2019 adviseerde de bedrijfsarts dat partijen met elkaar in gesprek moeten gaan om de ontstane situatie te bespreken en op te lossen.
Tijdens de arbeidsongeschiktheid van werknemer is er correspondentie gevoerd en hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen CTT en de gemachtigde van werknemer over de beëindiging van het dienstverband. Op 21 juli 2019 oordeelde het UWV dat de re-integratieinspanningen van CTT als werkgever onvoldoende waren. Per 3 september 2019 is werknemer volledig arbeidsongeschikt. Sinds die datum heeft hij niet gewerkt. Een poging tot mediation in september 2019 is mislukt.
Werkgever CTT stapt vervolgens naar de rechter en verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
Volgens de kantonrechter ligt werkhervatting niet in de rede, aangezien de verhouding tussen partijen slecht is. Hierbij speelt een rol dat CTT vanaf 8 november 2018 onverminderd heeft aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ondanks dat werknemer een periode arbeidsongeschikt is geweest, heeft er veelvuldig contact plaatsgevonden tussen CTT en werknemer. Werknemer heeft toen herhaaldelijk aangegeven dat hij niets voelde voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het contact tussen werkgever en werknemer heeft niet geleid tot constructieve gesprekken over werkhervatting (al dan niet in de vorm van re-integratie). Ook de mediation heeft daarin geen verandering gebracht. Ook is er bij werknemer wantrouwen ontstaan richting CTT.
De arbeidsverhouding is om deze redenen dusdanig verstoord, dat van CTT niet verwacht mag worden dat de arbeidsovereenkomst zal voorduren. Herplaatsing ligt ook niet in de rede, gelet op de beperkte omvang van de organisatie en de verstoring van de arbeidsverhouding.
De kantonrechter ontbindt dan ook de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2020, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. CTT is de wettelijke transitievergoeding verschuldigd. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat CTT direct heeft aangestuurd op het einde van de arbeidsovereenkomst: werknemer heeft de toegang van werknemer tot de systemen geblokkeerd en delen van het salaris zonder goede reden niet uitbetaald. Hierdoor werd een verstoorde arbeidsverhouding onvermijdelijk.
Bij het vaststellen van de billijke vergoeding volgt de kantonrechter de uitspraak inzake New Hairstyle en bepaalt de kantonrechter deze op € 100.000,- bruto, gelet op alle omstandigheden van het geval.
Read the ruling here.
Ook deze uitspraak onderstreept weer het belang van zorgvuldig handelen van werkgevers, zeker in geval van een zieke werknemer, en het belang om u als werkgever (en natuurlijk ook als werknemer) tijdig te laten adviseren. SPEE advocaten & mediation helpt u daarbij.