We zien het niet zo vaak voorbijkomen: een werknemer die zelf ontslag op staande voet neemt. Onlangs speelde dit in een procedure bij de kantonrechter in Amersfoort. Hield het ontslag bij de rechter stand? En had de werkneemster in kwestie nog recht op een billijke vergoeding?
Feiten
Werkneemster (geboren in 1997) werkt sinds 1 december 2019 als paardenverzorgster bij een erkend leerbedrijf, voor 32 uur per week. Zij gaat één dag per week naar school. Voor haar opleiding is het vereist dat zij een eigen paard heeft. Dat paard staat gestald bij haar werkgever, tegen een maandelijkse vergoeding van € 300,-.
Werkneemster werkt voor een groot deel voor de dochter van werkgever. Helaas ontstaat er onenigheid en zij willen niet meer met elkaar samenwerken. Ook de arbeidsrelatie met werkgever verslechtert. Ze hebben gesproken over beëindigen van de arbeidsovereenkomst via een vaststellingsovereenkomst, maar daar heeft werkgever van afgezien.
In de week van 3 mei 2021 is er afgesproken dat werkneemster voortaan een keer per veertien dagen op zaterdag zou werken in plaats van op donderdag. Vervolgens ontstond er ruzie over de vraag of werkneemster op zaterdag 8 mei 2021 moest werken op niet. Op 5 mei 2021 ontstond hierover een woordenwisseling tussen partijen waarbij werkneemster naar eigen zeggen door haar werkgever werd uitgemaakt voor ‘vies vuil stuk vreten’ en ‘kutwijf’.
Op 7 mei 2021 is werkneemster gaan werken. Werkgever heeft haar toen weggestuurd en de stallingsovereenkomst voor het paard van werkneemster per direct opgezegd. Volgens werkneemster heeft werkgever hierbij aangegeven dat als zij haar paard niet diezelfde dag weg zou halen, hij het paard die avond zou loslaten. De gemachtigde van werkneemster heeft werkgever op 7 mei 2021 al per e-mail laten weten dat werkgever aansprakelijk zal worden gesteld als hij het paard inderdaad loslaat. Werkgever heeft diezelfde dag schriftelijk gereageerd.
Ook is werkneemster op 7 mei 2021 uitgeschreven voor een concours dat de volgende dag bij werkgever zou plaatsvinden. Werkneemster heeft via WhatsApp contact opgenomen met werkgever, die als volgt reageerde:
“Om dat je vandaag met je paard het terrein moet verlaten maar dat heb ik je al mee de gedeeld en je dus ook niet meer bij mij op het terrein kunt rijden denk dat ze zelf wel weet waar om”.
“Heb ik gedaan maar dat heeft niet met je paard te maken vandaag terrein verlaten je weet dat wij van beide zijde geen op zeg termijn hebben en ben eigen baas op mijn terrein wie ik op stal wilt hebben”.
“Let je op tien uur gaat het hek op slot”.
Om 00.13 uur heeft werkgever aan werkneemster een foto gestuurd waarop te zien is dat haar paard in het donker los buiten staat, met het onderschrift “Iets vergeten”.
Dit gaat werkneemster toch echt te ver en zij neemt op zaterdag 8 mei 2021 ontslag op staande voet vanwege de manier waarop werkgever met haar en haar paard is omgegaan. Werkneemster heeft het ontslag bij e-mail van haar gemachtigde van 9 mei 2021 bevestigd. Per 1 juni 2021 heeft werkneemster een baan elders gevonden.
Oordeel van de kantonrechter
Werkneemster stapt naar de kantonrechter en verzoekt om veroordeling van haar werkgever tot betaling van:
• € 2.751,59 bruto aan gefixeerde schadevergoeding;
• € 947,09 bruto aan transitievergoeding;
• € 1.428,71 bruto aan billijke vergoeding;
• € 1.831,50 bruto aan opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen;
• Buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De grondslag van de verzoeken van werkneemster is dat haar werkgever zodanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dat van haar niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Werkgever voert verweer en betwist dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet door werkneemster. Om die reden dient werkgever een tegenverzoek in, waarin aanspraak wordt gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding.
De kantonrechter is van mening dat werkneemster terecht ontslag op staande voet heeft genomen in de zin van artikel 7:679 lid 1 BW. Werkgever heeft werkneemster op onacceptabele wijze bejegend op 5 mei 2021. Ook het zonder overleg uitschrijven van werkneemster voor het concours kan niet door de beugel. Dat geldt ook voor de manier waarop werkgever met het paard van werkneemster om is gegaan.
Kortom: de kantonrechter kent de verzochte gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding toe aan werkneemster. Dat geldt echter niet voor de billijke vergoeding: de wet voorziet namelijk niet in een mogelijkheid om een billijke vergoeding toe te kennen als de arbeidsovereenkomst door werknemer is opgezegd wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Wilt u de uitspraak rustig nalezen, dan kan dat hier.
Tot slot
Bent u werkgever of werknemer en heeft u ook vragen over een (potentieel) ontslag op staande voet? Of kunnen wij u met andere arbeidsrechtelijke kwesties helpen? Het team van SPEE advocaten & mediation staat voor u klaar.