Zoek
Sluit dit zoekvak.
18 nov 2021 Wel of geen vast contract?

Gerechtvaardigd vertrouwen op uitspraken van leidinggevende

Deze week bespreken we recente een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Die gaat over de vraag of een werkneemster mag vertrouwen op de uitspraak van haar leidinggevende dat zij een vast contract krijgt.

Het gaat om een werkneemster van 54 jaar oud die in mei 2018 in dienst is getreden bij Young Capital (YC), voor 16 uur per week en voor bepaalde tijd. Het gaat om een fase A overeenkomst Zij wordt gedetacheerd bij de Belastingdienst, om precies te zijn bij de Belastingtelefoon. Nadat ze daar aan de slag is gegaan, is er op haar verzoek een uitzondering gemaakt op de te werken uren, vanwege persoonlijke omstandigheden. Eind januari 2020 heeft YC met werkneemster een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd fase B gesloten. Tot 15 november 2020 blijft werkneemster gedetacheerd bij de Belastingdienst.

De Belastingdienst heeft begin juli 2020 vacatures bij de Belastingtelefoon geplaatst en werkneemster grijpt haar kans, zij solliciteert op 6 juli 2020. Op 29 juli 2020 krijgt ze mondeling bericht dat haar diploma is goedgekeurd en dat zij meegaat in de procedure voor de vaste aanstelling bij de Belastingdienst.

De leidinggevende van werkneemster bovendien spreekt de verwachting uit dat zij per 1 december 2020 in vaste dienst zou komen. Goed nieuws dus! Maar op 24 augustus 2020 vindt er een gesprek plaats tussen werkneemster en de Belastingdienst, over het aantal contracturen. Werkneemster krijgt te horen dat de Belastingdienst geen vertrouwen zou hebben in haar duurzame inzetbaarheid en flexibiliteit. Daarom wordt de arbeidsovereenkomst niet verlengd.

Werkneemster is natuurlijk behoorlijk teleurgesteld en stapt naar de kantonrechter. Zij vordert veroordeling van de Belastingdienst om haar een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, voor 20 uur per week en per 1 december 2020.

De kantonrechter geeft mevrouw gelijk: er is bij haar het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat zij per 1 december 2020 inderdaad een vaste aanstelling zou krijgen. Het managementteam heeft de communicatie met werkneemster aan de leidinggevende overgelaten.

In de gegeven omstandigheden mocht werkneemster afgaan op de mededelingen die zij van haar leidinggevende kreeg. Pas op 24 augustus is er door een lid van het MT gesproken over haar contracturen.

Ook kan het werkneemster niet worden tegengeworpen dat het voor haar duidelijk was of duidelijk had moeten zijn, dat pas na het doorlopen van de hele procedure (na het arbeidsvoorwaardengesprek en het overleggen van de verklaring omtrent gedrag) sprake had kunnen zijn van een vast dienstverband.

Hier speelt mee dat werkneemster goed functioneerde. Het arbeidsvoorwaardengesprek en de VOG waren nog slechts een formaliteit, zoals dat wel vaker het geval is. Overigens kan dat in uitzonderlijke gevallen anders zijn, maar in dit geval heeft de Belastingdienst geen feiten of omstandigheden genoemd waaruit anders zou volgen.

Slotsom: de Belastingdienst heeft in strijd met goed werkgeverschap gehandeld en wordt veroordeeld om aan werkneemster alsnog een schriftelijk arbeidscontract aan te bieden voor 20 uur per week voor onbepaalde tijd.

Wilt u de hele uitspraak nalezen, dan kan dat hier.

Bent u werkgever of werknemer en heeft u vragen over het opstellen of beoordelen van arbeidsovereenkomsten, voor bepaalde of onbepaalde tijd? Of heeft u andere arbeidsrechtelijke vragen? De ervaren arbeidsrechtadvocaten van SPEE advocaten & mediation helpen u op weg.

SPEE advocaten & mediation Maastricht