Het relatiebeding is voor werkgevers vaak een zeer gewilde bepaling in de arbeidsovereenkomst. Maar pas op met het opnemen van dit beding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, want in dat geval ligt ongeldigheid al snel op de loer, als de noodzakelijke motivering ontbreekt.
De wet bepaalt immers in artikel 7:653 lid 2 BW dat een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden opgenomen, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Kortom: werkgevers moeten bij het opstellen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst zorgvuldig aandacht besteden aan de motivering van het relatiebeding, als zij dit willen opnemen.
Het gerechtshof Den Bosch oordeelde deze maand dat het relatiebeding van de werknemer nietig was wegens het ontbreken van een dergelijke schriftelijke motivering. Het ging om een werknemer bij een uitzendbureau, die per 1 april 2018 werkzaam was als aankomend vestigingsassistent. Daaropvolgend kreeg de werknemer per 1 januari 2019 een tweede contract, voor de duur van 1 jaar. Beide arbeidsovereenkomsten bevatten een relatiebeding in artikel 14.
Werknemer heeft de tweede arbeidsovereenkomst vervolgens tussentijds opgezegd tegen 5 juli 2019. Opvallend is dat werkgever en werknemer op 20 juni 2019 een document hebben ondertekend met de naam ‘Aanvullende overeenkomst aangaande artikel 14 van de arbeidsovereenkomst’. Hierin staan zeven ondernemingen genoemd als relaties van werkgeefster. Ook is er een boetebepaling opgenomen die hetzelfde luidt als de boetebepaling in de twee tijdelijke arbeidsovereenkomsten.
Na einde dienstverband gaat werknemer bij IDB Nederland B.V. werken als accountmanager. Werkgeefster heeft vier e-mails overgelegd waarin door contactpersonen van vier van de in de ‘Aanvullende overeenkomst’ genoemde ondernemingen wordt bevestigd dat zij personeel inlenen bij IDB Nederland B.V.
Het is daarom de vraag of werkgeefster werknemer kan houden aan het relatiebeding en het bijbehorende boetebeding uit de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en/of de ‘Aanvullende overeenkomst’ van 20 juni 2019. Juridisch gezien gaat het dan om de vraag of het relatiebeding wel voldoet aan de wettelijke eisen van schriftelijke motivering, en om de vraag of de ‘Aanvullende overeenkomst’ als een (vaststellings)overeenkomst kan worden getypeerd.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter in kort geding geoordeeld dat artikel 14 van de arbeidsovereenkomsten nietig is. Werkgever kan er dus geen beroep op doen. In hoger beroep is het gerechtshof het daarmee eens. De arbeidsovereenkomsten bevatten namelijk geen motivering zoals door de wet is vereist. Ook houdt de ‘Aanvullende overeenkomst’ van 20 juni 2019 geen zelfstandig relatiebeding in, en ook geen vaststellingsovereenkomst. Werknemer heeft namelijk alleen ‘voor ontvangst’ getekend, dus van wilsovereenstemming is volgens het hof geen sprake.
U kunt de gehele uitspraak hier teruglezen.
Kortom: werknemer trekt aan het langste eind en is geen boete verschuldigd aan werkgeefster. Dit illustreert weer eens dat het relatiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst echt niet zonder goede motivering kan. Wij adviseren dan ook om niet uit te gaan van een standaardmodel, maar de motivering echt toe te spitsen op het concrete belang van uw onderneming. Heeft u hierbij hulp nodig? SPEE advocaten & mediation heeft de arbeidsrechtelijke expertise in huis om zowel werkgevers als werknemers behulpzaam te zijn op dit gebied.