10 mrt 2023 Veroordeling tot verkoop woning in kort geding?

Bij echtscheiding komt het regelmatig voor dat één van de partijen niet bereid is om vrijwillig medewerking te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning. Al lange tijd is het de vraag of een veroordeling tot medewerking aan woningverkoop in kort geding kan plaatsvinden. In de rechtspraak wordt hier verschillend over gedacht. Om een einde te maken aan deze rechtsonzekerheid heeft Advocaat-Generaal Snijders onlangs cassatie in het belang der wet ingesteld.

Deze vordering tot cassatie in het belang der wet heeft betrekking op de vraag of de voorzieningenrechter in kort geding een veroordeling kan uitspreken tot medewerking aan een verdeling van een gemeenschap of tot verkoop en levering van een gemeenschapsgoed met het oog op de verdeling van de gemeenschap waartoe dat goed behoort.

Soms bestaat een spoedeisend belang bij een dergelijke veroordeling, bijvoorbeeld als partijen die een relatie hadden uit elkaar zijn gegaan, de gemeenschappelijke woning voor hen onbetaalbaar is geworden maar een van hen niet wil meewerken aan een verkoop.
Kan een voorziening in kort geding in plaats van een langslepende bodemprocedure in die gevallen de noodzakelijke uitkomst bieden?

Veroordeling tot verkoop niet mogelijk
Het Hof Den Haag oordeelde in het arrest van 13 november 2018 dat een veroordeling tot verkoop en levering van een tot een gemeenschap behorende woning een verdelingshandeling of wijze van verdeling is als bedoeld in art. 3:185 BW, die zich niet ervoor leent om als voorziening in kort geding te worden gegeven. In een arrest van 26 november 2019 heeft dit hof dit oordeel herhaald.
Het Hof Den Bosch lijkt zich bij deze lijn te hebben aangesloten. In een arrest van 7 september 2021 oordeelde dat hof, dat vorderingen tot medewerking aan een verdeling van een gemeenschap en aan verkoop en levering van een daartoe behorende woning op art. 3:185 BW berusten en niet kunnen worden aangemerkt als een ordemaatregel die in kort geding kan worden getroffen. Een arrest van dat hof van 9 november 2021 bevat een zelfde beslissing.

Veroordeling tot verkoop wel mogelijk
De lijn van het Hof Den Haag is echter uitdrukkelijk afgewezen door het Hof Arnhem-Leeuwarden in een arrest van 15 juni 2021. Volgens dit Hof kan de voorzieningenrechter steeds een voorziening treffen in de vorm van een veroordeling van de ene partij ten gunste van de andere partij. Het hof beoordeelde een veroordeling tot medewerking aan woningverkoop niet als het vaststellen van de verdeling maar ziet een dergelijke veroordeling als het gelasten van de wijze van verdeling. Het Hof Amsterdam volgde deze lijn van het Hof Arnhem.

Cassatie in het belang der wet
In de literatuur werd gewezen op de onwenselijkheid van de uit de uitspraken van de hoven Den Haag en Den Bosch blijkende lijn. Een behoorlijke rechtsbescherming bij verdelingen brengt mee, dat de hiervoor genoemde veroordeling in kort geding mogelijk moet zijn. Doordat de hoven een verschillende koers varen bestaat bovendien rechtsverscheidenheid.
De uitspraken van de hoven Den Haag en Den Bosch houden partijen ervan af om een kort geding te beginnen. Er is dan ook de aandacht van de Commissie cassatie in het belang der wet gevraagd voor de onderhavige kwestie omdat er met name in de personen- en familierechtpraktijk veelvuldige behoefte bestaat aan duidelijkheid op dit punt.
Genoemd arrest van het Hof Den Haag van 13 november 2018 is daarom voorgedragen voor cassatie in het belang der wet.

Conclusie Advocaat-Generaal
De A-G concludeert dat een veroordeling tot medewerking aan verkoop van een woning mogelijk is in kort geding en adviseert tot vernietiging van het arrest van het hof:
“Op grond van voorgaande voer ik het volgende middel aan tegen het arrest van het hof:
Schending van het recht, in het bijzonder van de art. 254 lid 1 Rv, 3:182 of 3:185 BW, doordat het hof in rov. 14 heeft geoordeeld, samengevat weergegeven, dat een veroordeling van een van de deelgenoten op vordering van een andere deelgenoot om mee te werken aan de verkoop van een tot een gemeenschap behorend goed, een verdelingshandeling dan wel een wijze van verdeling in de zin van art. 3:185 BW is die in kort geding niet mogelijk is, dan wel (geheel of ten dele) een definitief einde aan de verdeling maakt en daarom in kort geding niet mogelijk is. Dit oordeel is onjuist omdat (i) een dergelijke veroordeling in kort geding wel mogelijk is, nu in kort geding steeds bij wege van voorlopige voorziening een veroordeling kan worden uitgesproken, ook dus tot medewerking aan een verdeling van een gemeenschap(sgoed), (ii) de wijze van verdeling als bedoeld in art. 3:185 BW wel in kort geding kan worden bepaald, in elk geval als onderdeel van een bij wege van voorlopige voorziening uit te spreken veroordeling, en (iii) de veroordeling om mee te werken aan de verkoop van een tot een gemeenschap behorend goed en de bepaling van de wijze van verdeling als bedoeld in art. 3:185 BW geen einde maken aan de verdeling en mede om die reden in kort geding mogelijk zijn.”

Het is nu wachten op het arrest van de Hoge Raad!

Wilt u meer weten of heeft u vragen over het starten van een kort geding of de verdeling van een gemeenschap? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Wij zijn u graag van dienst en houden u van de verdere ontwikkelingen op de hoogte.

SPEE advocaten & mediation Maastricht