Tussen werkgever en werknemer wordt geprocedeerd over partiële vernietiging van een vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling en bedrog. Werkgever stelt dat de aanstaande ex-werknemer bewust heeft verzwegen dat hij tijdens zijn dienstverband met werkgever al bezig was met het (helpen) opzetten van een vergelijkbare onderneming in Duitsland. Bovendien stelt werkgever dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie en vordert schadevergoeding. Wat is het oordeel van de rechter?
Werkgever is een onderneming die medische keuringen en preventieve medische onderzoeken aanbiedt, voor de zakelijke markt. Daarnaast biedt werkgever griep- en reisvaccinaties aan voor de particuliere markt. De onderneming van werkgever is actief op de Nederlandse markt. De onderneming is in oktober 2009 opgericht en op 8 februari 2016 is werknemer aangesteld als verantwoordelijke voor de operationele bedrijfsvoering, vanwege het feit dat er sprake was van ernstige conflicten tussen de bestuurders.
Omdat de conflicten tussen de bestuurders verergerden, zijn de aandeelhouders samen met een externe adviseur medio 2020 in gesprek gegaan over de verkoop van de onderneming van werkgever. Ook is op 23 juli 2020 een Duitse GmbH opgericht, die zich óók richt op het aanbieden van griep- en reisvaccinaties voor particulieren. De betreffende GmbH is actief op de Duitse markt.
Op 6 januari 2021 heeft werknemer zich ziekgemeld.
De bedrijfsarts oordeelde op 11 januari 2021 dat de oorzaak van de ziekte van werknemer geheel werk-gerelateerd was. Er bestond bij werknemer een gebrek aan vertrouwen over de gang van zaken binnen de onderneming van werkgever. Volgens de bedrijfsarts bestonden voor werknemer op dat moment geen benutbare mogelijkheden, maar in de toekomst wel. Het advies was daarom om een mediationtraject te starten.
Na een mediationtraject hebben werkgever en werknemer op 8 maart 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
Onderdeel van de inhoud van die vaststellingsovereenkomst was, dat alle bedrijfseigendommen van werkgever waaronder een laptop, uiterlijk per einddatum van de arbeidsovereenkomst in goede staat bij werkgever zouden worden ingeleverd.
Op 2 juni 2021 heeft werkgever werknemer verzocht om zijn werklaptop in te leveren, waarna werknemer op 31 juli 2021 aan werkgever heeft laten weten dat hij de harde schijf van die laptop heeft vernietigd en de restanten naar de vuilstort heeft gebracht.
Werkgever heeft vervolgens Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld om te laten onderzoeken of werknemer vertrouwelijke en strategische informatie heeft meegenomen en heeft verstrekt aan de Duitse GmbH. In een rapport van 9 december 2021 concludeert Hoffmann dat “Hoewel er geen aanwijzingen zijn van ‘meegenomen’ dan wel ‘verstrekte’ informatie aan ‘de concurrent in Duitsland’, is wel vast komen te staan dat de heer [eiser] , gedurende zijn dienstverband bij werkgever, activiteiten heeft ontplooid voor, en betrokken was bij, activiteiten voor de Duitse GmbH.”
Vervolgens heeft werkgever op 28 december 2021 de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk partieel vernietigd op grond van dwaling en bedrog, voor zover die ziet op de doorbetaling van het loon, de vergoeding voor rechtsbijstand, de (niet betaalde) beëindigingsvergoeding en de (niet betaalde) eindafrekening.
In rechte vordert werknemer betaling van al deze zaken, omdat werknemer van mening is dat werkgever ten onrechte de vaststellingsovereenkomst niet nakomt.
Werkgever betwist de vordering en voert daartoe primair aan dat zij niet gehouden is tot nakoming van de betreffende zaken in de vaststellingsovereenkomst, omdat er sprake is van rechtsgeldige partiële vernietiging op grond van dwaling en /of bedrog. Werknemer zou immers gedurende zijn dienstverband met werkgever heimelijk bezig zijn geweest met het helpen opzetten van de concurrerende onderneming in Duitsland, waarbij heimelijk en op onrechtmatige wijze gebruik is gemaakt van gegevens en software van werkgever. Tijdens de onderhandelingen met werkgever over de voorwaarden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming, heeft werknemer die informatie doelbewust verzwegen, aldus werkgever. Ook daarna heeft werknemer geen openheid van zaken gegeven en doelbewust bewijsmateriaal vernietigd.
Meer subsidiair beroept werkgever zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Bovendien vordert werkgever in de procedure een fors bedrag aan onverschuldigd betaald loon en kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met wettelijke rente.
Aan die vordering legt werkgever ten grondslag dat werknemer in strijd met de redelijkheid en billijkheid en met de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld en boven–dien toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst.
De Kantonrechter is van mening dat in voldoende mate is komen vast te staan dat werknemer ten tijde van de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst verwikkeld was in het opzetten van een soortgelijke onderneming als de onderneming van werkgever, in Duitsland. Naar het oordeel van de Kantonrechter wist werknemer, althans had hij moeten weten, dat deze informatie voor werkgever van groot belang was en dat werkgever geen vaststellingsovereenkomst zou zijn aangegaan onder de voorwaarden die in de vaststellingsovereenkomst terecht zijn gekomen, als zij op de hoogte was geweest van het reilen en zeilen van werknemer. Werknemer had bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst de voorgenomen oprichting van de Duitse vennootschap moeten melden. Aan het standpunt van werknemer dat dit alles is voortgekomen uit het wederzijdse wantrouwen tussen werknemer en werkgever en de onterechte beschuldigingen die daarbij kwamen kijken, gaat de Kantonrechter voorbij. Dit heeft werknemer niet onderbouwd en de Kantonrechter is bovendien van oordeel dat werknemer open kaart had kunnen en moeten spelen. Met zijn handelswijze heeft werknemer er voor gezorgd dat werkgever heeft gedwaald bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst en heeft werknemer zich schuldig gemaakt aan bedrog. De Kantonrechter is dan ook van oordeel dat werkgever de artikelen 3 en 4 van de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig partieel heeft vernietigd, zodat werkgever niet gehouden is tot nakoming van de afspraken waarvan werknemer nakoming vordert. De vordering van werknemer wordt dan ook afgewezen.
Tenslotte heeft werkgever nog een verklaring voor recht gevorderd dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens werkgever en gehouden is tot vergoeding van schade. Werknemer betwist dat hij onrechtmatig jegens werkgever heeft gehandeld. De Kantonrechter is het met werknemer eens en is van oordeel dat van onrechtmatige concurrentie geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.
“Zonder het bestaan van een concurrentiebeding geldt in beginsel de vrijheid van handel en bedrijf. Onder omstandigheden kan toch sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. Volgens werkgever is daarvan in dit geval sprake omdat werknemer uit hoofde van zijn functie specifieke, vertrouwelijke kennis heeft opgedaan over de onderneming van werkgever, concurreert met werkgever door dezelfde diensten aan te bieden op een nichemarkt met dezelfde softwaremodule en werknemer al ongeveer 1,5 jaar vóór de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bezig was met het (helpen) oprichten van een concurrerende onderneming in Duitsland.
Uit vaste rechtspraak volgt dat van onrechtmatige concurrentie (pas) sprake is in het geval van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzaam bedrijfsdebiet. In het geval van betrokkenheid van een voormalig werk- of opdrachtnemer kan dit onder meer bestaan uit het afnemen van klanten met behulp van kennis en gegevens die in het vorige samenwerkingsverband zijn verkregen. Of daarvan sprake is moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
Werkgever heeft naar het oordeel van de kantonrechter echter géén concrete omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzaam bedrijfsdebiet van werkgever.”
De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
De betreffende uitspraak leest u hier.
Wilt u meer weten over deze uitspraak, of over wanneer er sprake is van onrechtmatige concurrentie en/of wanneer een vaststellingsovereenkomst vernietigd kan worden? Neemt u dan gerust contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van SPEE advocaten & mediation.