Als partijen gaan scheiden moet vastgesteld worden wat bijgedragen moet worden in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en of er daarnaast moet worden bijgedragen in het levensonderhoud van de ex-partner. De inkomens van partijen zijn hiervoor van belang. Maar hoe wordt gekeken naar het inkomen van een IB-ondernemer?
Voor de vaststelling van alimentatie wordt gekeken naar de behoefte van de alimentatiegerechtigde. Het netto besteedbare gezinsinkomen speelt hierbij een rol. Daarnaast wordt gekeken naar de draagkracht van de alimentatieplichtige. Met andere woorden: wat kan iemand missen om bij te dragen in de kosten? Daarbij wordt gekeken naar het inkomen van de alimentatieplichtige.
Bij iemand in loondienst is de hoogte van het inkomen vrij eenvoudig te bepalen maar het wordt gecompliceerder als iemand een eigen onderneming heeft. Bij een IB -ondernemer wordt vaak gekeken naar het gemiddelde bedrijfsresultaat over de laatste drie jaren.
Rechters zijn zich er steeds meer van bewust dat dit niet altijd reëel is omdat jaarstukken informatie geven over het verleden en niet over het heden en de toekomst.
Zeker in onzeker tijden, zoals tijdens de huidige coronapandemie, is het goed als kritisch wordt gekeken naar wat een ondernemer daadwerkelijk aan de onderneming kan onttrekken. Van belang wordt daarbij geacht de ontwikkeling van zijn winst en de operationele kasstroom.
Een neerwaartse trend in het bedrijfsresultaat gaf bijvoorbeeld in de rechtspraak al eerder aanleiding om afwijkend te beslissen en uit te gaan van het meest recente resultaat in plaats van het gemiddelde resultaat over de afgelopen drie jaren.
Het Hof Den Haag keek onlangs ook weer kritisch naar wat een ondernemer daadwerkelijk aan de onderneming kon onttrekken. Eerder oordeelde dit Hof al dat uitgaan van het gemiddelde resultaat over de afgelopen drie jaar alleen past in de situatie dat de onderneming van de alimentatieplichtige over een buffervermogen beschikt, waarmee een periode kan worden overbrugd wanneer het financieel minder gaat en er voldoende financiële middelen aanwezig zijn voor het plegen van bedrijfseconomisch verantwoorde investeringen.
Het betrof in deze zaak een ZZP’er die op interim basis IT-diensten leverde aan bedrijven. De ondernemer wenste jaarlijks een bedrag ad € 15.000,- te reserveren om onzekere tijden te overbruggen. De ondernemer had in 2020 vanwege de coronapandemie ruim 7 maanden geen opdrachten meer gehad waardoor hij terug diende te vallen op zijn financiële reserves die nog maar zeer gering waren. Uit de financiële gegevens volgde dat er sprake was van een eenmanszaak met een beperkt weerstandsvermogen. Eind 2020 had hij een ondernemingsvermogen van € 33.965,- met daarin € 22.973,- aan liquide middelen. De ondernemer was financieel kwetsbaar. Wel had de ondernemer nu weer opdrachten en waren de vooruitzichten positief.
Het Hof overwoog (opnieuw) dat het voor ondernemers die in de vorm van een eenmanszaak een onderneming exploiteren bedrijfseconomisch noodzakelijk is, dat er een buffervermogen aanwezig is om onzekere tijden te overbruggen. Het standpunt van de ondernemer om jaarlijks € 15.000,- te reserveren om periodes waarin hij geen opdrachten had te overbruggen achtte het Hof redelijk en verantwoord. Het Hof voegde daaraan toe dat ook een alimentatiegerechtigde hierbij gebaat is, omdat het in diens belang is dat niet iedere inkomensterugslag van de ondernemer gevolgen heeft voor de hoogte van de alimentatie.
Zorg er als ondernemer wel voor dat hier in een alimentatieprocedure een beroep op wordt gedaan, zodat de rechter niet toch automatisch uitgaat van de gemiddelde winst over drie jaren.
Het berekenen van de alimentatieplicht van een ondernemer blijft maatwerk. Vaak is hierbij de hulp van een accountant nodig die goed zicht heeft op de onderneming.
Heeft u advies nodig in verband met uw scheiding of hulp nodig bij het maken van een alimentatieberekening? Neem dan contact op met een van onze advocaten. Wij zijn u graag van dienst!