Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch moest onlangs oordelen in een zaak waarin na een lange en intensieve samenwerking tussen partijen de overeenkomst werd opgezegd met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van een maand. Werd dit door het hof redelijk geacht?
De feiten
Twee transportbedrijven, gericht op pakketbezorging aan huis, vervoerden sinds 2008 en 2011 pakketten in opdracht van expeditiebedrijf DPD. In dat kader waren er tussen partijen diverse raamovereenkomsten gesloten. De laatste overeenkomsten dateerden van december 2012 en januari 2013.
In de overeenkomsten was onder meer het volgende bepaald:
“De Overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van één jaar en wordt daaropvolgend telkens stilzwijgend verlengd voor de duur van telkens één jaar. Zowel de Expediteur als de Ondernemer kan de Overeenkomst opzeggen. Opzegging dient schriftelijk te geschieden tegen het einde van de maand en met een opzegtermijn van één maand.”
In november 2018 werd door DPD telefonisch aan beide transportbedrijven medegedeeld dat
de overeenkomsten werden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Bij e-mailberichten van 28 en 30 november 2018 werd de opzegging tegen 1 januari 2019 bevestigd. Ondanks e-mailcorrespondentie waarin aan DPD werd verzocht het besluit tot opzegging te herzien, heeft DPD volhard bij dit besluit. Op 31 december 2018 werden door DPD de laatste opdrachten verstrekt.
DPD werd daarop gedagvaard in kort geding. Primair werd gevorderd om de opzegging ongedaan te maken en DPD te veroordelen de overeenkomsten na te komen. Subsidiair werd gevorderd aan de opzegging een langere opzegtermijn te verbinden en meer subsidiair om DPD te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding. De vorderingen werden door de Voorzieningenrechter afgewezen.
Door de twee transportbedrijven werd vervolgens een bodemprocedure bij de rechtbank gestart in welke procedure een forse schadevergoeding werd gevorderd bestaande uit o.a. loonkosten en bedragen voor ontslagvergoedingen, opzegging huurovereenkomsten bestelbussen, wervingskosten chauffeurs, mobiele telefoonkosten en loonkosten van de directeur. Ook de rechtbank wees de vorderingen van de transportbedrijven af waarna er hoger beroep werd ingesteld.
Standpunt transportbedrijven
Primair werd door de transportbedrijven het standpunt ingenomen dat aan de opzegging op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) nadere eisen gesteld hadden moeten worden, in die zin dat aan de opzegging een langere opzeggingstermijn verbonden had moeten worden. De tekortkoming in de wijze van opzeggen vertaalde zich volgens de transportbedrijven in de verplichting tot het voldoen van schadevergoeding door DPD. Subsidiair werd het standpunt ingenomen dat de opzegging naar maatstaven van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW) onaanvaardbaar was. Ook dit verplichtte DPD volgens de transportbedrijven tot betaling van de daardoor ontstane schade.
Beoordeling Hof
Vast stond dat tussen partijen meerdere jaren een contractuele relatie had bestaan op grond waarvan in opdracht van DPD pakketten werden rondgebracht. Het lag volgens het Hof in de rede de contractuele relatie tussen partijen aan te merken als duurovereenkomsten. Gezien de wijze waarop partijen uitvoering gaven aan de overeenkomsten hadden zij dat kennelijk ook zo bedoeld.
In zijn arrest van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ Group)) heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar zijn arrest van 10 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1134 (Alcatel-Lucent)), de regels inzake de al dan niet opzegbaarheid van duurovereenkomsten uiteengezet. Voor zover in de onderhavige zaak van belang, heeft het volgende te gelden. Als een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat, een bepaalde opzegtermijn in acht wordt genomen of dat de opzegging gepaard gaat met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Een beroep op een uit een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen kan op grond van artikel 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. In zoverre fungeren de redelijkheid en billijkheid als correctiemechanisme op het beginsel van de contractsvrijheid.
Voor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op de voet van artikel 6:248 lid 1 BW is plaats indien een overeenkomst ter zake van een bepaald onderwerp, zoals in dit geval: de contractuele opzeggingsregeling, een leemte bevat. Of de overeenkomst een leemte bevat, moet worden bepaald door uitleg van de overeenkomst.
Volgens het Hof volgde uit de in de overeenkomsten opgenomen opzeggingsregeling niet onder welke omstandigheden de overeenkomsten opgezegd mochten worden. Aan de opzegging werden geen eisen gesteld, anders dan dat opzegging schriftelijk moest geschieden en met inachtneming van een opzegtermijn van een maand.
Vast stond dat de omvang van de samenwerking tussen partijen in de loop der tijd was uitgebreid. Gelet op deze substantiële uitbreiding van de samenwerking sinds het begin van de samenwerking in 2008 respectievelijk 2011, had het naar het oordeel van het hof op de weg van partijen gelegen om de overeenkomsten tegen het licht te houden en zo nodig aan te passen aan de veranderde omstandigheden. Aanpassing van de opzegregeling aan de zich sinds het begin van de samenwerking veranderde omstandigheden had daarom in de rede gelegen en in zoverre was er volgens het hof sprake van een leemte in de overeenkomsten.
Het hof oordeelde uiteindelijk dat tegen de achtergrond van de langdurige, in de loop van de jaren sterk geïntensiveerde samenwerking tussen partijen, de wijze waarop partijen aan de samenwerking uitvoering gaven, de daardoor bij de transportbedrijven ontstane redelijke verwachtingen en de afhankelijkheid van de transportbedrijven van de met de opdrachten van DPD te realiseren omzet, DPD door een opzegtermijn van een maand in acht te nemen onvoldoende tegemoet was gekomen aan het gerechtvaardigde belang van de transportbedrijven bij een opzegging tegen een langere termijn.
Dit belang bij opzegging tegen een langere termijn lag daarin dat zij hun bedrijfsvoering, mede gelet op de afhankelijkheid van DPD, op een termijn van een maand niet of nauwelijks konden afstemmen op het op zo korte termijn niet voorziene wegvallen van DPD als opdrachtgever, bijvoorbeeld door het zoeken van andere opdrachtgevers en om hun chauffeurs en bestelbussen aan het werk/rijden te houden. DPD had te kennen gegeven dat haar belang om met inachtneming van een opzegtermijn van een maand de samenwerking te beëindigen was gelegen in het argument dat de kwaliteit van de uitvoering van de opdrachten door de transportbedrijven na opzegging ‘niet zou verbeteren’. Een langere opzegtermijn zou dan ook nadelig voor DPD zijn geweest. Het Hof vond het belang van DPD bij opzegging conform de in de overeenkomsten opgenomen opzegtermijn minder zwaar wegen dan het aan de continuïteit van hun ondernemingen rakende belang van de transportbedrijven bij een opzegging op een wat langere termijn dan een maand.
Redelijke opzegtermijn
De redelijkheid en billijkheid brachten dan ook met zich dat DPD bij de opzegging een langere termijn in acht had moeten nemen. Dit geldt ook als opzegtermijnen – zoals DPD betoogde – naar hun aard niet zijn bedoeld om te voorkomen dat de opgezegde partij nadeel ondervindt als gevolg van de opzegging. In zoverre was een correctie op de in de overeenkomsten opgenomen opzegregeling gerechtvaardigd. Het hof achtte een opzegtermijn van drie maanden jegens het ene en een opzegtermijn van twee maanden jegens het andere transportbedrijf redelijk.
Schadevergoeding
Het voorgaande betekende dat DPD toerekenbaar tekort was geschoten door jegens de transportbedrijven conform de opzegregeling de overeenkomsten op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Op basis van deze toerekenbare tekortkoming konden zij aanspraak maken op vergoeding van de hieruit voor hun voortvloeiende schade (artikel 6:74 BW).
Uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven (Hoge Raad 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998). De omvang van de schade wordt dan ook bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden (Hoge Raad 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0539).
Aangezien de transportbedrijven hun vordering tot schadevergoeding niet hadden gebaseerd op deze vereiste vermogensvergelijking, maar op een opsomming van kosten die volgens de transportbedrijven voortvloeiden uit de opzegging op termijn van een maand, beschikte het hof niet over voldoende gegevens om de schade te begroten (artikel 6:97 BW). Partijen werden voor het begroten van de schade dan ook naar de schadestaatprocedure verwezen.
Conclusie
Het is dus raadzaam om bij een langdurige en intensieve samenwerking tussen partijen waarbij de werkzaamheden worden uitgebreid, de overeenkomst tegen het licht te houden en zo nodig aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Anders loopt u het risico dat opzegging slechts kan plaatsvinden bij het bestaan van een voldoende zwaarwegende reden, dat een langere opzegtermijn moet worden gehanteerd, of dat de opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Heeft u vragen over het opzeggen van een overeenkomst of wenst u advies? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Wij zijn u graag van dienst!