Een werknemer wordt op staande voet ontslagen, nadat hij kluisjes van medewerkers heeft vernield, die hem seksuele intimidatie hebben verweten.
Houdt dit ontslag op staande voet stand bij de rechter?
Op 25 februari 2022 hebben medewerkers bij ICLH melding gemaakt van seksueel intimiderende opmerkingen door werknemer.
Vervolgens heeft ICLH de betreffende medewerkers op 1 maart 2022 gevraagd of zij een formele melding wilden indienen, wat zij hebben gedaan.
Op dezelfde dag heeft ICLH hierover met de betrokken werknemer gesproken. De betrokken Werknemer heeft de aantijgingen ontkend.
Wel heeft hij erkend dat hij in het bijzijn van de medewerker en een andere collega een seksueel geluid heeft gemaakt.
ICLH heeft in dat gesprek aangegeven dat zij zich ging beraden over de te nemen vervolgstappen.
Werknemer is toen vrijgesteld van werk met behoud van salaris. Op 3 maart 2022 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. ICLH heeft werknemer toen twee opties voorgehouden: ofwel partijen sluiten een vaststellingsovereenkomst ofwel een gerechtelijke procedure.
Werknemer is na dit gesprek naar de vestiging van ICLH in Waalwijk gereden. Hij is de vestiging binnengegaan en heeft de kluisjes van de medewerkers die over hem geklaagd hebben, vernield/beschadigd.
ICLH heeft werknemer daarover gehoord op 4 maart 2022. Daarop is hij, op dezelfde datum, op staande voet ontslagen. Werknemer vordert vergoedingen wegens onregelmatige opzegging.
Gelet op alle omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter dat ICLH het ontslag op staande voet terecht heeft gegeven.
Zelfs als werknemer van mening was dat hij onterecht was aangesproken door ICLH op het hem verweten grensoverschrijdend gedrag richting de medewerker en hij daardoor boos was, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, dan nog had hij nimmer mogen handelen zoals hij heeft gedaan door na het gesprek op het hoofdkantoor naar de werkvloer te rijden en daar de kluisjes te vernielen/te beschadigen.
Dat het personeelshandboek van ICLH niet voorschrijft dat ontslag op staande voet volgt bij het opzettelijk vernielen van eigendommen van ICLH is geen vereiste om daartoe te kunnen overgaan.
Nu het ontslag op staande voet terecht door ICLH is gegeven, heeft dat tot gevolg dat voor toewijzing van de door werknemer verzochte gefixeerde vergoeding en billijke vergoeding geen ruimte bestaat. Deze verzoeken worden afgewezen.
De uitspraak leest u hier.
Meer weten over deze uitspraak of over de mogelijkheden in het kader van ontslag op staande voet? SPEE advocaten & mediation helpt u graag!