Geschillen over gebrekkige zaken worden regelmatig aan de rechter voorgelegd. Bij de beoordeling van de vraag of bepaalde gebreken non-conformiteit opleveren spelen de mededelingsplicht van de verkoper en de onderzoeksplicht van de koper een rol. Volgens vaste jurisprudentie prevaleert de mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht. Onlangs heeft de Hoge Raad zich wederom uitgelaten over de verhouding tussen de mededelingsplicht en onderzoeksplicht. Houdt de Hoge Raad vast aan de hoofdregel?
Non-conformiteit
Non-conformiteit houdt in, dat een verkochte zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 BW).
Hoofdregel is dat de mededelingsplicht voorrang heeft op de onderzoeksplicht. Een uitzondering op de hoofdregel is mogelijk bijvoorbeeld als er wél voorafgaande mededelingen over eventuele gebreken worden gedaan, gebreken zichtbaar zijn en als er een deskundige ingeschakeld is. Dit moet goed gemotiveerd worden. Alle omstandigheden van het geval worden meegewogen en daarbij weegt zwaar dat een onvoorzichtige koper moet worden beschermd. Het enkele feit dat een koper onvoorzichtig is, is geen vrijbrief voor de verkoper om te zwijgen.
Feiten
In de zaak die aan de Hoge Raad werd voorgelegd ging het om de koop van een zeilcharterschip uit 1910 voor een bedrag ad € 245.000,–. In de koopovereenkomst was opgenomen dat de koper het recht had om het verkochte voor de feitelijke levering in- en uitwendig te inspecteren. Tevens werd de koper in de gelegenheid gesteld om (op zijn kosten) voor de levering het schip droog te zetten voor keuring van het onderwaterschip. Kosten van eventueel door de expert voorgeschreven herstellingen zouden voor rekening en risico van de verkoper komen. Verder stond de verkoper ervoor in aan de koper met betrekking tot het verkochte die informatie te hebben gegeven die naar geldende verkeersopvattingen door hem ter kennis van de koper diende te worden gebracht.
Kort na de levering werd gaandeweg duidelijk dat er water het schip binnendrong. De verkoper werd gesommeerd om het gebrek op eigen kosten te laten herstellen en, voor het geval aan de sommatie geen gehoor werd gegeven, werd aanspraak gemaakt op vergoeding van de herstelkosten.
De koper is tot het einde van het vaarseizoen met de lekkage door blijven varen omdat er enerzijds bij het stilliggen van het schip weinig water binnenkwam en er anderzijds tijdens het zeilen voldoende middelen waren om het water weg te pompen.
Vervolgens werden er door de koper nog andere gebreken bij de verkoper gemeld, waaronder sterke roestvorming. De door de koper ingeschakelde expert rapporteerde hierover het volgende:
“dit gebrek (sterke roestvorming) is al geruime tijd aanwezig geweest. Het betreft een langzaam werkend proces dat zijn oorsprong vele tientallen jaren geleden heeft in kunnen zetten bij gebrek aan deugdelijk en regelmatig onderhoud in combinatie met (zee)water op het vlak.
Dit roestproces moet al gedurende vele jaren bekend zijn geweest. De ruimte bij het washok was voorzien van een pvc afvoerleiding met een ontstoppingsdop. Deze pvc leiding moet enkele jaren geleden zijn aangebracht en bij het plaatsen moet deze ernstige roestvorming direct zijn opgevallen.”
De herstelkosten werden getaxeerd op € 85.000,– exclusief BTW. De koper heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden en is een procedure gestart.
Oordeel rechtbank en gerechtshof
In eerste aanleg werd door de koper gevorderd om de verkoper te veroordelen tot betaling van ruim € 197.000,- en tot vergoeding van schade, op te maken bij staat. Daarnaast vorderde de koper een verklaring voor recht dat hij de koopovereenkomst op goede gronden had vernietigd dan wel ontbonden, althans vernietiging dan wel ontbinding van de koopovereenkomst. De koper legde daaraan ten grondslag dat het schip niet aan de overeenkomst beantwoordde en dat hij had gedwaald omtrent de eigenschappen van het schip.
Door de rechtbank werden de vorderingen van de koper afgewezen. In hoger beroep werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het Hof overwoog daartoe dat de gebreken die kort na de levering zijn geconstateerd gelet op de geringe omvang, het feit dat ze zijn verholpen en dat vervolgens het hele seizoen met het zeilcharterschip is gevaren, geen non-conformiteit opleverde in de zin van art. 7:17 BW.
De vraag of de andere gebreken, waaronder de roestvorming, een normaal gebruik van het schip verhinderden en aldus non-conformiteit opleverden, kon volgens het Hof in het midden blijven. De koper mocht op grond van alle feiten en omstandigheden bij het tot stand komen van de koop niet verwachten dat deze gebreken afwezig zouden zijn. De koper had niet voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht. Hij heeft nagelaten gebruik te maken van de mogelijkheid om het meer dan honderd jaar oude schip voor de levering droog te zetten en te (doen) inspecteren.
Volgens het Hof was ook niet gebleken dat de verkoper wist van de andere gebreken. Indien en voor zover al moest worden aangenomen dat de koper de gebreken had moeten mededelen aan de koper dan bracht dit niet mee dat de koper zou zijn ontslagen van zijn onderzoeksplicht. Ook stond niet vast dat in het geval de verkoper de betreffende mededeling wel zouden hebben gedaan, de koper hierin aanleiding zou hebben gezien om nader onderzoek te (laten) verrichten. Tijdens de bezichtiging had de koper gezien dat er water op het vlak stond, en in de verklaring van de verkoper dat het ging om condenswater en/of water afkomstig van een lekkende cv (blijkbaar) geen aanleiding gezien voor een nadere inspectie van het vlak en/of de romp van het schip. Niet valt uit te sluiten dat hetzelfde zou hebben gegolden indien de verkoper wel mededeling zouden hebben gedaan van het feit dat het schip water maakte tijdens het varen. Daarnaast is bij aankoop van een (meer dan honderd jaar oud) schip keuring van de romp, de staat van het vlak, zodanig essentieel, dat van iedere koper verwacht mag worden dat hij een dergelijke keuring laat uitvoeren. Dit geldt temeer nu de koopovereenkomst de koper daartoe uitdrukkelijk de mogelijkheid bood, en het een relatief eenvoudig onderzoek betreft.
Het hof woog het feit dat de verkoper had verzwegen dat er eerder lekkage was dus niet mee en liet in het midden of de verkoper dat aan de koper had moeten mededelen.
Oordeel Hoge Raad
In cassatie werd erover geklaagd dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door in zijn beoordeling te betrekken of de koper aanleiding zou hebben gezien voor een nadere inspectie indien de verkoper mededeling zouden hebben gedaan van het feit dat het schip al voor de verkoop tijdens het varen water maakte.
Het hof zou hebben miskend dat in het algemeen, en in dit geval in het bijzonder, de goede trouw zich er tegen verzet dat de verkoper die zijn mededelingsplicht heeft geschonden ter afwering van een beroep op non-conformiteit of dwaling aanvoert dat de koper zijn onderzoeksplicht heeft geschonden. Indien het hof dat niet heeft miskend, heeft het hof zijn oordeel dat dit in dit geval anders ligt onvoldoende gemotiveerd in het licht van de omstandigheden van het geval en de daarover door de koper ingenomen stellingen.
De Hoge Raad was het hiermee eens en vernietigde het oordeel van het hof. Het hof heeft ofwel miskend dat in het algemeen aan een koper, ook een onvoorzichtige koper, niet zal kunnen worden tegengeworpen dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de eigenschappen van het gekochte, wanneer de verkoper dienaangaande naar de in het verkeer geldende opvattingen een mededelingsplicht had maar heeft nagelaten de koper op de hoogte te stellen van bij de verkoper bekende feitelijke gegevens die relevant zijn voor de beantwoording van de vraag welke eigenschappen de koper met het oog op de beoogde bestemming van het gekochte mocht verwachten, ofwel zijn oordeel dat het bedoelde uitgangspunt in het onderhavige geval uitzondering lijdt onvoldoende gemotiveerd. In het laatste geval had het hof immers de bijzondere omstandigheden van het geval in zijn motivering moeten betrekken.
De Hoge Raad hield hier vast aan de hoofdregel. Dus ook als er in het contract afspraken zijn gemaakt over de onderzoeksplicht van de koper, geeft dat de verkoper nog niet het recht te zwijgen. Wanneer een verkoper bewust bepaalde relevante informatie heeft achtergehouden kan de koper niet worden tegengeworpen dat hij niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Voor afwijking van de hoofdregel die beoogt een onvoorzichtige koper te beschermen, geldt een verzwaarde motiveringsplicht. Het Hof had die afwijking onvoldoende gemotiveerd.
Heeft u vragen over non-conformiteit of wenst u advies over geconstateerde gebreken en daaruit voortvloeiende schade? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Wij zijn u graag van dienst.