In oktober 2023 is er een internetconsultatie in gang gezet ten aanzien van een wetsvoorstel omtrent het werken met zelfstandigen. Doel van dit voorstel is het bieden van meer zekerheid voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers en het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Wanneer zzp-er, wanneer werknemer?
Een opdrachtgever kan ervoor kiezen om bepaalde werkzaamheden uit te laten voeren door een zzp’er. Wanneer in de praktijk de relatie tussen de opdrachtgever en de zzp’er voldoet aan alle vereisten die de wet stelt aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst is sprake van ‘schijnzelfstandigheid.’ Dit is het geval wanneer de werkende ‘in dienst van de andere partij, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid verricht’. Met het vereiste ‘in dienst van’ wordt het bestaan van een gezagsverhouding tussen de werkgever en werknemer tot uitdrukking gebracht.
Het is voor de opdrachtgever niet altijd gemakkelijk om te bepalen of sprake is van een gezagsverhouding. Het wetsvoorstel bevat een nadere uitwerking en afbakening van dit begrip.
Criteria
Het wetsvoorstel voorziet in een aanvulling van artikel 610 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op basis van bestaande rechtspraak. Volgens de voorgestelde bepaling zal de relatie in de eerste plaats beoordeeld moeten worden door te toetsen of sprake is van ‘werkinhoudelijk aansturing’ of ‘inbedding in de organisatie’. Deze twee elementen duiden op het bestaan van een gezagsverhouding. Wanneer beide elementen niet aanwezig zijn, is ook geen sprake van een arbeidsovereenkomst en kan worden gewerkt op basis van een opdrachtovereenkomst.
Wanneer ten minste een van deze elementen wel aanwezig is, wordt aan het derde element getoetst, het ‘ondernemerschap’. Wanneer de werkende ‘voor eigen rekening en risico werkt’ geldt dit als een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Per geval zal moeten worden beoordeeld waar het zwaartepunt ligt. Daarbij is van belang dat de contra-indicatie (werken voor eigen rekening en risico) in principe alleen wordt beoordeeld ‘binnen de betreffende arbeidsrelatie’. Pas wanneer op basis hiervan onvoldoende duidelijkheid wordt verkregen, wordt de wijze waarop de werkende zich meer in het algemeen in het economisch verkeer presenteert bij de beoordeling betrokken.
In een algemene maatregel van bestuur zullen nadere regels worden gesteld over de invulling van de hierboven genoemde elementen. Dit besluit moet ook meer helderheid bieden voor de situatie dat in vergelijkbare mate sprake is van zowel werkinhoudelijke aansturing door de werkgever of inbedding in de organisatie, als van het voor eigen rekening en risico verrichten van arbeid.
Uurtarief bepalend
Naast de inkadering van het begrip ‘in dienst van’ introduceert het voorstel een rechtsvermoeden op basis van uurtarief. Wanneer wordt gewerkt voor een bedrag van maximaal € 32,24 per uur wordt vermoed sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst. De werkgever is in dat geval aan zet om te bewijzen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit bedrag wordt periodiek aangepast met de procentuele verhoging van het minimumloon.
Wat betekent dit?
De introductie van een rechtsvermoeden op basis van het uurtarief kan verstrekkende gevolgen hebben voor de praktijk. Veel zzp’ers zullen immers op dit moment waarschijnlijk werkzaam zijn op basis van een lager tarief. Van het invoeren van een vermoeden wordt een groot preventief effect verwacht. De nadere inkadering van de gezagsverhouding is mogelijk minder ingrijpend nu de (contra-)indicaties zijn gebaseerd op reeds bestaande jurisprudentie. Een belangrijk verschil met de huidige praktijk is wel dat het ondernemerschap van de zzp-er volgens het wetsvoorstel in eerste instantie alleen binnen de betreffende arbeidsrelatie wordt beoordeeld. Dat betekent dat in beginsel niet meeweegt of en voor hoeveel andere opdrachtgevers wordt gewerkt. Dit is op dit moment wel een relevante omstandigheid die direct wordt meegewogen.
Het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving is overigens 1 juli 2025. Er is vooralsnog niet voorzien in overgangsrecht.
Voordat het wetsvoorstel in werking zal kunnen treden zal het, na de internetconsultatie, moeten worden goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer.
Conclusie
Het is verstandig om u goed te laten informeren over uw rechten, plichten en mogelijkheden. Dit geldt zowel voor opdrachtgevers als opdrachtnemers. Een goede schriftelijke overeenkomst laten opstellen, is eveneens van groot belang. De advocaten van SPEE advocaten & mediation zijn u graag van dienst.