26 feb 2021 Limitering partneralimentatie door misbruik van procesrecht

Per 1 januari 2020 is de Wet herziening partneralimentatie in werking getreden. Deze wet verkort de termijn van de partneralimentatie in beginsel van 12 naar 5 jaar. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde vorige maand dat er sprake was van misbruik van procesrecht door een ex-echtgenote die dacht de alimentatietermijn op te kunnen rekken van 5 naar 12 jaar. Daarnaast werd de alimentatie door de rechter na 2 jaar op nihil gesteld.

Waar ging deze zaak over?

De echtgenote had haar verzoek om partneralimentatie ingediend op de laatste dag vóór de ingang van de nieuwe wet partneralimentatie. Dit betekende dat de oude wet van toepassing was op haar verzoek. Partijen hadden samen geen kinderen.

Het uitgangspunt van de oude wet was dat indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit het huwelijk geen kinderen zijn geboren, de alimentatieverplichting eindigt na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk. Die termijn begint te lopen op de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Wanneer een huwelijk (zonder kinderen) langer dan vijf jaar heeft geduurd is het uitgangspunt dat de alimentatieverplichting na twaalf jaar eindigt, waarbij de rechter op verzoek van één van de echtgenoten kan bepalen dat de partneralimentatie eerder eindigt als daar redenen voor zijn.

De rechtbank vond dat er hier redenen waren om de alimentatieverplichting van de man tegenover de vrouw te beperken tot vijf jaar, omdat zij van oordeel was dat de vrouw op ongeoorloofde wijze de alimentatieverplichting van de man twaalf jaar wil laten duren in plaats van vijf jaar.

De echtscheiding was tussen partijen namelijk uitgesproken toen zij 4 jaar en ruim 10 maanden gehuwd waren. Het huwelijk had dus nog geen 5 jaar geduurd zodat de verkorte termijn zou gelden. Om deze termijn op te rekken ging de vrouw in hoger beroep van de echtscheiding. De vrouw deed dit slechts om strategische redenen, namelijk om ervoor te zorgen dat partijen bij inschrijving van de echtscheidingsbeschikking langer dan vijf jaar gehuwd zouden zijn. Naast de echtscheiding waren er geen andere beslissingen genomen en het stond vast dat de vrouw wenste te scheiden. Zij had zelf het verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank oordeelde dan ook dat zij hiermee misbruik van recht had gepleegd en de duur van de partneralimentatie werd gelimiteerd tot een periode van vijf jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

Daarnaast werd de partneralimentatie door de rechter twee jaar na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op nihil gesteld. Voorop staat namelijk dat op iedereen, voor zover dat mogelijk is, de verplichting rust om in eigen levensonderhoud te voorzien. De rechter was van oordeel dat van de vrouw verwacht mocht worden dat zij in elk geval na een periode van twee jaar weer in haar eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien, zoals zij voor het huwelijk ook deed. Partijen waren op latere leeftijd met elkaar getrouwd en zijn relatief kort getrouwd geweest. Zij hebben samen geen kinderen gekregen en tijdens het huwelijk zijn de kansen van de vrouw op de arbeidsmarkt niet negatief beïnvloed. Voorafgaand aan het huwelijk hadden zij ieder al een werkend leven met een bepaald (eigen) inkomensniveau.

Heeft u discussie met uw ex-partner over de hoogte en/of de duur van de alimentatie? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. We zijn u graag van dienst!

SPEE advocaten & mediation Maastricht