Een op 28 maart 2019 door de Rechtbank Den Haag in kort geding gewezen vonnis over slapende dienstverbanden lijkt aanzienlijke veranderingen met zich mee te brengen.
Waar ging het om in deze zaak?
In deze zaak ging het om een werkneemster die sinds 1 december 2005 in dienst was bij een stichting (resp. haar rechtsvoorganger) en op 1 januari 2014 was benoemd tot haar statutair-directeur. Nadat in 2013 kanker bij haar was gediagnosticeerd, was ze sinds 8 februari 2016 in verband met haar ziekte arbeidsongeschikt. In september 2018 deelde de behandeld arts haar vervolgens mee dat ze medisch was uitbehandeld, wat betekent dat ze terminaal ziek was.
Op 14 februari 2017 werd de werkneemster zonder opgave van redenen ontslagen als statutair-directeur. De arbeidsovereenkomst tussen haar en de stichting bleef bestaan, maar werd door haar ontslag als statutair-directeur een lege huls. Het dienstverband werd door de stichting derhalve slapend gehouden. Daarop verzocht de werkneemster om ontbinding van haar dienstverband met betaling van de wettelijke vergoeding.
Het slapend dienstverband
Om te beginnen een korte uitweiding over het slapend dienstverband, dat al geruime tijd onderwerp van discussie is. Van een slapend dienstverband spreekt men indien een dienstverband na twee jaar ziekte niet wordt opgezegd door de werkgever. Het dienstverband blijft dan bestaan, maar wordt slapend gehouden: de werknemer verricht (wegens arbeidsongeschiktheid) geen arbeid en de werkgever hoeft daarom geen loon te betalen. De meest voorkomende reden waarom werkgevers een dienstverband slapend houden, is dat ze zo geen vergoeding hoeven te betalen aan de zieke werknemer aangezien de arbeidsovereenkomst immers niet wordt opgezegd. Er zitten echter ook haken en ogen aan het slapend houden van het dienstverband.
In het verleden hebben meerdere werknemers geprobeerd zich te verweren tegen hun slapend dienstverband en om ontbinding hiervan met een vergoeding verzocht. In het verleden werden deze verzoeken echter meestal afgewezen door de rechter. De rechter motiveerde deze afwijzing met het argument dat het geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever oplevert wanneer een arbeidsovereenkomst niet wordt opgezegd met het doel een vergoeding te voorkomen.
Het vonnis in de kortgedingprocedure
De rechter in de kortgedingprocedure voor de Rechtbank Den Haag besliste echter anders. Volgens hem kan niet meer worden gesteld dat het slapend houden van een dienstverband niet in strijd is met goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Hoofdreden hiervoor is volgens de rechter de Wet compensatie transitievergoeding, die volgens hem is opgesteld om werkgevers te stimuleren dienstverbanden niet slapend te houden. Daarnaast is het tevens de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever slapende dienstverbanden tegen te gaan.
Om die reden moest de werkgever in deze zaak het dienstverband met de werkneemster, die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt was, opzeggen zonder inachtneming van de opzeggingstermijn en met toekenning van de vergoeding.
Dit is een behoorlijk grote verandering ten opzichte van de eerdere gerechtelijke vonnissen in dergelijke zaken! Er moet echter worden afgewacht of ook andere rechters dit vonnis zullen volgen. Het hele vonnis kunt u hier lezen.
Heeft u ook een slapend dienstverband of wilt u hierover graag meer weten? Neemt u dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten!