Zoek
Sluit dit zoekvak.
8 dec 2023 Het belang van duidelijke financiële afspraken voor ongehuwde samenlevers.

We schreven al eerder over vergoedingsrechten voor ongehuwde samenlevers. Vergoedingsrechten hebben betrekking op het recht van de ene partner om een vergoeding te ontvangen voor de investeringen die hij of zij heeft gedaan in goederen die toebehoren aan de andere partner. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld de aankoop van een (gezamenlijke) woning, verbeteringen aan het huis, investeringen in gezamenlijke bezittingen of financiële bijdragen aan de partner. Omdat de wet voor ongehuwde samenlevers nauwelijks bescherming biedt op dit vlak, hebben we al eerder duidelijk gemaakt dat het belangrijk is om als ongehuwde samenlevers duidelijke financiële afspraken te maken. Op 17 november 2023 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan (ECLI:NL:HR:2023:1571), die veel impact heeft op ongehuwd samenlevers die bijvoorbeeld samen eigenaar zijn van een woning. Deze uitspraak benadrukt het belang van het goed vastleggen van afspraken. Lees hier de volledige bijdrage.

De feiten

In het genoemde arrest van de Hoge Raad draait het om een situatie waarin een man en een vrouw gedurende lange tijd samenwoonden op basis van een affectieve relatie. In het begin hadden zij ieder hun eigen woning, maar na verloop van tijd heeft de vrouw haar woning verkocht en is zij met de man in zijn woning gaan samenwonen. Nog een tijd later kopen zij samen een nieuwe woning. Van die nieuwe woning worden zij samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar. Voor de financiering van deze nieuwe woning hebben partijen een zogenaamde overbruggingshypotheek afgesloten, die de man vervolgens heeft afgelost met de overwaarde van de verkoopopbrengst van zijn eigen woning. Kort na de aanschaf van de gezamenlijke woning is een aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis, die de man voorheen alleen had afgesloten, eveneens op beider naam komen te staan.

Na het beëindigen van hun relatie beweert de man (onder andere) dat de vrouw hem de helft van het bedrag dat hij heeft gebruikt om de overbruggingshypotheek af te lossen, moet terugbetalen of vergoeden. Ook is de man van mening dat de vrouw hem de helft moet betalen van de waarde die de polis had op het moment dat deze op beider naam kwam te staan.

Waar de rechtbank de vordering van de man nog afwees omdat zijn vordering verjaard zou zijn, wijst het Gerechtshof de vordering van de man toe met een verwijzing naar uitspraken van de Hoge Raad uit 2006 ( ECLI:NL:HR:2006:AU8938) en 2019 (ECLI:NL:HR:2019:707). Het gerechtshof stelt vast dat de woning deel uitmaakt van een eenvoudige gemeenschap volgens artikel 3:166 BW en dat uit de uitspraken van de Hoge Raad van 2006 en 2019 blijkt dat de man, bij de verdeling van de woning, recht heeft op vergoeding door de gemeenschap voor het bedrag dat hij vanuit zijn privévermogen heeft uitgegeven ten behoeve van de woning.

Oordeel Hoge Raad: vergoedingsrechten tussen echtgenoten gelden niet voor ongehuwde samenlevers

De vrouw gaat tegen deze uitspraak van het Gerechtshof in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof een verkeerde uitleg heeft gegeven aan de arresten uit 2006 en 2019. In het genoemde arrest van 2006 was er sprake van een eenvoudige gemeenschap tussen echtgenoten. Door de Hoge Raad werd bevestigd dat elke echtgenoot bij de verdeling van zo’n gemeenschap recht heeft op vergoeding voor het bedrag dat hij uit zijn eigen vermogen heeft besteed voor de aanschaf van het goed. Alleen in uitzonderlijke gevallen, op basis van redelijkheid en billijkheid, kan er recht bestaan op vergoeding van de waardestijging naar evenredigheid van ieders inbreng. Het aanvaarden van deze vergoedingsrechten tussen echtgenoten was altijd gebaseerd op de analogie met de vergoedingsrechten die in de wet zijn vastgelegd ten gunste of ten laste van de huwelijksgemeenschap.

Hoewel het arrest uit 2019, waarnaar het Gerechtshof in deze zaak ook heeft verwezen, wel gaat over vergoedingsrechten tussen ongehuwde personen, is daarin niet bepaald dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer zij ongelijk bijdragen aan de financiering van een gezamenlijk goed. Volgens de Hoge Raad heeft het Gerechtshof dus onterecht uit de arresten van 2006 en 2019 afgeleid dat er een basis bestaat voor een vergoedingsrecht van de man met betrekking tot de gezamenlijke woning. Echter, uit het arrest van 2019 blijkt volgens de Hoge Raad wel dat de man mogelijk op grond van het algemene vermogensrecht, aanspraak zou kunnen maken op een vergoedingsrecht.

Al eerder hebben wij bericht dat de wet niet expliciet voorziet in vergoedingsrechten voor ongehuwde samenlevers in tegenstelling tot gehuwde stellen of geregistreerde partners, maar dat de rechter, bij gebrek aan een samenlevingscontract,  in bepaalde gevallen wel tot een vergoeding kan beslissen op basis van redelijkheid en billijkheid of op basis van het algemene verbintenissenrecht.

Vastleggen financiële afspraken van grootste belang

De Hoge Raad heeft met deze uitspraak nog eens expliciet benadrukt dat voor een vergoedingsrecht tussen ongehuwde samenlevers een specifieke verbintenisrechtelijke grondslag moet bestaan die dus niet gevonden kan worden in het enkele feit dat de partners een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. De regels voor gehuwden die in de wet zijn vastgelegd, gelden bovendien niet voor ongehuwd samenlevers. Het is en blijft dus van essentieel belang voor samenlevers om ( financiële) afspraken over gemeenschappelijk eigendom of vermogensverschuivingen vast te leggen in een overeenkomst.

Bent u zo’n ongehuwde samenlever en heeft u nog geen financiële afspraken vastgelegd of heeft u wel iets vastgelegd maar is de situatie sindsdien gewijzigd? Neem dan gerust contact op met mr. Angelique van den Eshoff, gespecialiseerd familierechtadvocate bij SPEE advocaten & mediation, voor deskundig advies en ondersteuning bij het opstellen van een goede (samenlevings-)overeenkomst of voor hulp bij ontvlechting als uw samenleving mis is gelopen.

SPEE advocaten & mediation Maastricht

Zoeken

Recente artikelen