21 apr 2021 Geen recht op loon na vertrek naar verslavingskliniek Thailand

Wat te denken van een werknemer die zich ziek meldt en per direct naar een verslavingskliniek in Thailand vertrekt? Heeft hij recht op loon tijdens de ziekteperiode, of gaat hij zijn boekje te buiten? De rechtbank Rotterdam velde onlangs een oordeel.

De feiten

De zaak betreft een werknemer die vanaf 1 mei 2018 voor bepaalde tijd werkzaam was voor werkgever. Op 5 maart 2019 heeft hij zich ziek gemeld. Op 13 maart liet werknemer telefonisch aan zijn werkgever weten dat hij op 14 maart 2019 zou afreizen naar Thailand voor behandeling van verslavingsproblematiek in een kliniek, en dat heeft hij ook gedaan.

Werkgever schreef op 9 april 2019 aan werknemer dat hij de situatie heeft besproken met de arbodienst en dat daaruit voortvloeit dat werknemer door zijn vertrek naar het buitenland niet medisch onderzocht kan worden. Hierdoor is werknemer volgens werkgever tot en met het einde van de huidige arbeidsovereenkomst – 30 april 2019 – niet in staat om werk te verrichten. Om die reden zal het vertrek gezien worden als het opnemen van onbetaald verlof.

Per 30 april is de arbeidsovereenkomst ten einde gekomen, zonder dat loon is betaald over de periode van 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019. Volgens werkgever heeft werknemer, door zijn vertrek naar het buitenland, de arbodienst volledig buiten spel gezet en niet de mogelijkheid heeft gegeven om een plan van aanpak op te kunnen stellen. Werkgever is dan ook van oordeel dat werknemer zich niet aan de re-integratieverplichtingen van artikel 7:629 lid 3 onder e BW heeft gehouden. Dit artikel bepaalt dat een werknemer geen recht op loon heeft voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak.

Werkgever betwist bij gebrek aan door ArboNed te verifiëren gegevens dat sprake is van een verhindering om de werkzaamheden te verrichten anders dan dat werknemer ieder werk of iedere re-integratie fysiek onmogelijk heeft gemaakt door het zelfgekozen vertrek naar het buitenland. Op 16 mei 20219 werd de opname in de kliniek, inclusief vastgestelde stoornissen, bevestigd.

Werknemer laat het er niet bij zitten en verzoekt om zijn werkgever te veroordelen tot betaling van een brutobedrag van € 3.926,40, bestaande uit het loon over de periode van 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019, inclusief wettelijke verhoging, op grond van artikel 7:629 BW.

Oordeel van de rechtbank Rotterdam

Er is geen discussie over het feit dat werknemer zich op 5 maart 2019 ziek heeft gemeld en vanaf die datum geen werkzaamheden meer voor werkgever heeft verricht. Centraal staat het feit dat er door werknemer geen deskundigenverklaring is overgelegd en dat werkgever heeft betwist dat werknemer verhinderd was om de werkzaamheden te verrichten.

Deskundigenverklaring UWV noodzakelijk?

Werknemer stelt dat hij tijdens zijn verblijf in de kliniek in Thailand bij het UWV een aanvraag voor een deskundigenverklaring heeft ingediend, maar dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat hij in het buitenland verbleef. Ook stelt hij dat hij bij terugkomst in Nederland nogmaals een aanvraag heeft ingediend. Deze aanvraag werd volgens werknemer ook niet in behandeling genomen, omdat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd en hij een uitkering op grond van de Ziektewet toegewezen had gekregen. Werkgever heeft beide aanvragen van werknemer betwist.

De kantonrechter oordeelt dat, mede in ogenschouw nemend dat met het bijvoegen van een deskundigenoordeel is beoogd om de rechtspositie van werknemer te versterken, in dit geval in redelijkheid niet van werknemer kan worden gevergd alsnog een verklaring van een UWV-deskundige bij de loonvordering te voegen. Werknemer is dan ook ontvankelijk in zijn vordering.

Arbeidsongeschikt of niet?

Vervolgens moet worden beoordeeld of werknemer in de betreffende periode, 15 maart tot en met 30 april 2019, arbeidsongeschikt was. Volgens de kantonrechter was werknemer niet arbeidsongeschikt. Immers, uit de brief van de behandeld arts blijkt wel dat werknemer aan enkele stoornissen lijdt, maar niet dat werknemer als gevolg van deze stoornissen niet in staat was om te werken. Uit de brief kan dan ook niet worden afgeleid dat werknemer in deze periode arbeidsongeschikt was, zodat niet kan worden vastgesteld dat werknemer over deze periode recht had op loon. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

De volledige uitspraak kunt u hier teruglezen.

Ook vragen over loondoorbetaling bij ziekte, re-integratie en/of deskundigenverklaringen? De arbeidsrechtadvocaten van SPEE advocaten & mediation weten raad.

SPEE advocaten & mediation Maastricht