De wet bepaalt dat de verliezende partij de proceskosten van de winnende partij moet betalen in een juridische procedure. Een proceskostenveroordeling is echter zelden kostendekkend omdat niet de werkelijke kosten van de winnende partij moeten worden vergoed. De kosten worden namelijk begroot conform de daarvoor geldende “liquidatietarieven”. De rechtbank Amsterdam veroordeelde echter recent een incassobureau tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte kosten vanwege onrechtmatig handelen.
In de liquidatietarieven wordt per (proces)handeling aangegeven welke vergoeding de verliezende partij aan de winnende partij moet betalen. De rechter kan in bijzondere gevallen beslissen dat de verliezende partij de werkelijke kosten die de winnende partij heeft gemaakt moet betalen. De eisen voor een werkelijke kostenveroordeling liggen hoog, omdat er sprake moet zijn van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.
In de zaak die bij de rechtbank Amsterdam speelde werd een vordering tot vergoeding van de reële kosten toegewezen omdat een incassobureau bij herhaling haar opdrachtgever nodeloos op kosten had gejaagd en hem foutief en misleidend had geïnformeerd waardoor buiten kijf stond dat er sprake was van onrechtmatig handelen.
Het incassobureau had opdracht gekregen om de vorderingen van een cliënt op een drietal debiteuren te incasseren. Na aanschrijving door het incassobureau werd er door alle drie de debiteuren betaald. Het incassobureau berichtte vervolgens aan de cliënt dat de debiteuren niet hadden betaald en adviseerde om tot rechtsmaatregelen over te gaan met de mededeling dat de kosten op de debiteuren zouden worden verhaald maar wel vooruit moesten worden betaald.
Er werden drie procedures gestart en de kosten voor het vervaardigen van de dagvaarding, de betekeningskosten en het griffierecht werden door de cliënt voldaan. Bij de eindafrekening ontstond er echter discussie. Volgens de cliënt kon de eindafrekening niet juist zijn omdat daaruit volgde dat de debiteuren volledig had betaald maar zij toch de kosten voor het opstarten van de procedure moesten betalen terwijl deze kosten zouden worden verhaald op de debiteuren. Toen werd ook duidelijk dat de kosten pas waren gemaakt nadat de debiteuren al hadden betaald.
Er werd een schikking getroffen maar het incassobureau kwam de schikking niet na, waarop de cliënt besloot een procedure te starten.
De rechter oordeelde hier als volgt:
“Na de volledige betaling van het verschuldigde door alle drie de debiteuren in de minnelijke fase was het voor het incassobureau duidelijk, althans had het duidelijk moeten zijn, dat de vorderingen evident ongegrond zouden zijn indien zou worden overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. Desondanks adviseert het incassobureau in alle drie de zaken afzonderlijk over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, zonder daarbij mede te delen dat de debiteuren al hadden betaald. Dit is dus niet bij één keer gebleven. Het incassobureau handelt op dezelfde wijze in alle drie de incasso-dossiers. Dat heeft veel weg van een structurele handelwijze in plaats van een omissie, waarbij van belang is dat dit niet de eerste keer is dat het incassobureau zich schuldig maakt aan exact dit soort praktijken, gelet op de vele (gelijkluidende) klachten die op internet staan.
Daarnaast heeft het incassobureau op misleidende wijze geïnformeerd, door te berichten dat zij alle kosten die met het nemen van rechtsmaatregelen gepaard gaan gaat zien te verhalen op de debiteur. Het incassobureau wist althans behoorde te weten dat de kosten die zij in rekening brengt voor een aanzienlijk deel niet ten laste van de debiteur kunnen komen en dus voor rekening van de cliënt zouden blijven. Voor bijvoorbeeld de kosten van het opstellen van een dagvaarding ontbreekt een wettelijke grondslag om deze bij de debiteur in rekening te brengen. Deze kosten worden geacht te zijn begrepen in de gebruikelijke liquidatietarieven. In plaats van hierover duidelijk te zijn tegen de cliënt, doet het incassobureau net alsof alle met de rechtsmaatregelen samenhangende kosten volledig op de debiteur zijn te verhalen. De cliënt zou deze kosten volgens het incassobureau slechts vooruit moeten betalen. De cliënt wordt hier dus bewust foutief c.q. misleidend geïnformeerd. Los daarvan brengt het incassobureau een veel hoger bedrag aan griffierecht bij de cliënt in rekening dan de cliënt verschuldigd zou zijn.
Het incassobureau brengt dus (onjuiste en niet volledig op de debiteur verhaalbare) kosten in rekening en informeert hierover op foutieve c.q. misleidende wijze, terwijl het incassobureau wist, althans had moeten weten dat de vorderingen in een procedure überhaupt geen kans van slagen zouden hebben, daar deze al lang en breed waren voldaan in de minnelijke fase. Door de geadviseerde rechtsmaatregelen daadwerkelijk te effectueren heeft het incassobureau schade toegebracht. Daarmee zijn immers hoge kosten gepaard gegaan, terwijl deze kosten in alle drie de dossiers nodeloos zijn gemaakt.
Vervolgens blijft het daar niet bij. Nadat de cliënt uit de eindafrekening opmaakte dat alle debiteuren al hadden betaald in de minnelijke fase, stelde hij hierover terecht kritische vragen. In plaats van haar evidente misslagen te erkennen en deze op fatsoenlijke wijze af te handelen, doet het incassobureau alsof haar niets te verwijten valt. Het incassobureau laat aan de cliënt weten dat de rechter uiteindelijk heeft beslist welke bedragen toewijsbaar zijn. Verder schrijft het incassobureau, in strijd met de waarheid, dat de debiteur “net heeft betaald op het moment dat wij gedagvaard hebben, jammer maar daar kunnen wij ook niets aan doen natuurlijk”.
Door de terechte bezwaren van de cliënt zonder enige motivering af te wimpelen (‘de eindafrekening is juist’), heeft het incassobureau voor de cliënt een drempel opgeworpen om zijn gelijk te halen. De cliënt werd gedwongen de zaak uit handen te geven aan zijn gemachtigde. Eerst na diens optreden is het incassobureau akkoord gegaan met een schikking om te voorkomen dat rechtsmaatregelen jegens haar zouden worden getroffen, ongetwijfeld in de wetenschap dat haar handelwijze onder geen beding toelaatbaar zou zijn”.
Gezien het voorgaande werd de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten dan ook toegewezen.
Heeft u vragen of wilt u advies? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. We zijn u graag van dienst!