In deze onzekere tijden is het de vraag of de uitbetaling van een bedongen managementvergoeding aan een bestuurder kan leiden tot diens persoonlijke aansprakelijkheid, als het niet goed gaat met de BV in kwestie. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde onlangs dat dat in een voorliggende zaak niet het geval was. Toch is voorzichtigheid geboden.
De zaak betrof een vennoot van een VOF. In 2015 heeft deze VOF een managementovereenkomst gesloten met een BV. Die BV stelt zich later op het standpunt dat de vennoot, via die managementovereenkomst, bestuurder dan wel feitelijk beleidsbepaler van de BV was, in de periode 2015-2017. De BV is van mening dat de vennoot ten onrechte bedragen aan de VOF heeft uitgekeerd, waaronder managementvergoeding. Het standpunt van de BV is, dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur (artikel 2:9 BW) dan wel onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), terzake het uitkeren van de managementvergoeding. Het ging namelijk financieel niet goed met de BV ten tijde van de uitbetalingen aan de VOF.
Volgens de rechtbank is de vennoot inderdaad feitelijk beleidsbepaler en kán hij dus aansprakelijk zijn jegens de BV, op grond van artikel 6:162 BW. De vraag of de vennoot juridisch gezien ook bestuurder is, en dus eveneens op grond van artikel 2:9 BW kan worden aangesproken, blijft onbeantwoord.
In dit geval oordeelt de rechtbank als volgt over de uitbetaling van de managementvergoeding:
‘Tussen partijen is niet in geschil dat de managementovereenkomst een contractuele grondslag biedt voor de uitbetaalde managementvergoedingen. […] Bij die stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de managementvergoedingen aan de VOF uit te laten betalen, laat staan dat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De enkele omstandigheid dat het financieel slecht gaat met een vennootschap, brengt namelijk nog niet mee dat de (feitelijk) bestuurder zichzelf (of een aan hem gelieerde vennootschap) geen managementvergoeding meer mag laten uitbetalen.’
De bestuurder kwam er dus goed vanaf en de vorderingen van de BV werden afgewezen. Echter, dat wil nog níet automatisch zeggen dat, in geval van slechte financiële omstandigheden, het uitbetalen van de managementvergoeding áltijd geoorloofd is. Ons advies aan bestuurders is dan ook om de nodige zorgvuldigheid te betrachten, en te overwegen om geen of minder managementvergoeding uit te betalen, als het slecht gaat met de BV.
De volledige uitspraak leest u hier: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2020:1538
Vragen over ondernemingsrecht en/of bestuurdersaansprakelijkheid? De advocaten van SPEE advocaten & mediation staan voor u klaar.