Het is de schrik van iedere pandeigenaar: er blijkt asbest aanwezig te zijn in het pand, en tijdens het verrichten van kluswerkzaamheden wordt dat asbest ook nog eens verspreid… Is de aannemer dan aansprakelijk?
Feiten
Deze vraag kwam aan bod in een procedure in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De feiten waren als volgt. Een pandeigenaar had met een timmer- en onderhoudsbedrijf (hierna: de aannemer) een overeenkomst van opdracht gesloten. Dat hield eenvoudigweg in dat de aannemer al in mei 2013 een lekkage in het pand (gebouwd in 1980) diende te verhelpen. De aannemer heeft toen in het pand boven het systeemplafond een gedeelte uit een koof gezaagd om een verstopte buis toegankelijk te maken voor een andere firma, die de buis heeft leeggezogen en de verstopping heeft verholpen.
Eind goed, al goed? Helaas niet. Jaren later, in 2017, kreeg de pandeigenaar van de gemeente te horen dat zijn pand was geselecteerd voor een onderzoek naar brandveiligheid. In dit kader werd geconstateerd dat er asbest in het pand zat. Vervolgens werd er door een expertisebureau een asbestinventarisatieonderzoek gedaan, waaruit bleek dat in het pand een risicovolle situatie aanwezig was in de vorm van losliggende restanten asbest of asbesthoudend stof.
De gemeente schreef de pandeigenaar aan, met de mededeling dat het asbest gesaneerd diende te worden en de asbestbesmetting verwijderd moest worden. Aldus geschiedde. De pandeigenaar stelde vervolgens de aannemer aansprakelijk voor de kosten van de sanering en de indirecte schade van de asbestverspreiding. Volgens de pandeigenaar had de aannemer namelijk nooit zomaar een stuk uit de koof mogen zagen, maar had hij eerst onderzoek moeten doen naar de samenstelling van het materiaal van de koof. Want, zo stelde de pandeigenaar, als timmerman had de aannemer kennis moeten hebben van de structuur van asbesthoudende materialen en alert moeten zijn op de eventuele aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in bouwwerken van voor 1993.
De aannemer heeft aangeven dat de koof niet van asbesthoudend materiaal was, en zelfs als dat al zo was, dan had hij dat niet hoeven te onderkennen. Ook betwistte de aannemer dat de asbestverspreiding het gevolg was van zijn zaagwerkzaamheden.
In een expertiserapport – dat op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar was opgesteld (na de asbestsanering) – stond te lezen dat ‘de locatie en de functiedoeleinden (een koof van een rioolleiding) niet logisch [zijn] voor de toepassing van asbesthoudende materialen.’
Oordeel van het gerechtshof
Juridisch gezien gaat het hier om de vraag: heeft de aannemer als opdrachtnemer gehandeld als een goed opdrachtnemer, zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan? Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Volgens het gerechtshof is in hoger beroep, net als bij de rechtbank, vooralsnog niet komen vast te staan dat de koof, waarin gezaagd is, überhaupt asbesthoudend materiaal bevatte en dat het dit asbesthoudende materiaal is geweest dat in het pand is terechtgekomen op de plaatsen zoals door het expertisebureau is benoemd in het rapport.
Ook is vastgesteld dat de foto, waarop volgens de pandeigenaar onmiskenbaar asbesthoudend materiaal is te zien, niet is gemaakt op de plaats waar door de aannemer is gezaagd. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat ook al zou er sprake zijn van asbesthoudend materiaal dat in het pand is terechtgekomen, de aannemer ter zake geen verwijt treft.
De pandeigenaar verwijt de aannemer dat hij niet in de koof had mogen zagen zonder voorafgaand onderzoek naar het materiaal, omdat de aannemer wist dan wel kon weten dat daarin asbest was verwerkt. Het hof is van oordeel dat indien de aannemer wist dan wel kon weten dat asbest in de koof was verwerkt, hij door te handelen zoals hij heeft gedaan onzorgvuldig jegens de pandeigenaar zou hebben gehandeld. De pandeigenaar heeft echter onvoldoende onderbouwd dat aannemer dit wist of had kunnen weten. De volgende omstandigheden acht het hof daarbij van belang.
- De aannemer werd verzocht de lekkage op te lossen. De aannemer heeft een eenmansbedrijf en is een ervaren timmerman, zonder specifieke deskundigheid op het gebied van asbest. De pandeigenaar stelt weliswaar dat de aannemer over een grote mate van deskundigheid beschikt en heeft daartoe voorbeelden van bouwprojecten overgelegd, waaraan de aannemer heeft meegewerkt en waaruit dit zou volgen, maar de aannemer heeft dit afdoende weersproken en gemotiveerd aangevoerd dat ook bij die projecten zijn rol geen andere is geweest dan die van ervaren timmerman.
- De aannemer heeft onweersproken aangegeven dat hij niet wist hoe oud het pand was en ook niet wanneer de koof na de bouw van het pand was geplaatst, zodat dit ook niet een verdenking van asbest met zich bracht.
- De aannemer heeft verder steeds verklaard en het tegendeel is niet gebleken, dat hij heeft gezaagd in een glad grijs plaatmateriaal, dat in een goede staat verkeerde en dat hij uit is gegaan van cementgebonden brandvertragend materiaal (eternit of menuiserite) waarbij hij geen verdenking hoefde te hebben van asbest.
- Met het door aannemer overgelegde expertiserapport geeft hij voldoende onderbouwing dat de koof rond een inpandige hemelwaterafvoer geen voor de hand liggende plaats is voor het gebruik van asbest, omdat asbest voornamelijk werd gebruikt als brandwerend materiaal. De plaats van de koof bracht dus ook niet zonder meer een verdenking van de aanwezigheid van asbest in de koof met zich. Dat asbesthoudende plaat ook weleens wordt gebruikt voor de ombouw van hemelwaterafvoeren, zoals door de pandeigenaar is aangevoerd, doet daar niet aan af.
- Ook de ter zake kundige ambtenaar die betrokken was bij het onderzoek naar de brandveiligheid ook het plaatmateriaal niet als asbesthoudend heeft onderkend.
.
Slotsom
Kortom: de aannemer hoefde niet bedacht te zijn op de aanwezigheid van asbest voordat hij ging zagen in de koof, áls er al sprake zou zijn geweest van asbesthoudende plaat. De aannemer heeft niet onzorgvuldig gehandeld en de pandeigenaar trekt aan het kortste eind. De vorderingen van de pandeigenaar worden afgewezen. De uitspraak kunt u hier teruglezen.
Deze uitspraak geeft richting aan partijen die over een zelfde onderwerp willen of moeten procederen. Maar let op: de inkleuring van de norm ‘redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’ wordt door de omstandigheden van het geval ingekleurd. Als de feiten iets anders hadden gelegen, of als de bewijslevering anders was gelopen, dan was de aannemer mogelijk wél aansprakelijk geweest. Deze uitspraak geeft dus geen volledige zekerheid voor soortgelijke gevallen.
Ook vragen over de aannemingsovereenkomst, de overeenkomst van opdracht en problemen tijdens de bouwen of verbouwen? Het team van SPEE advocaten & mediation maakt zich hard voor uw zaak.